Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-10-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:177
Zaaknummer
220269
Inhoudsindicatie
Klacht niet verwezen.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 27 oktober 2022
in de zaak 220269
naar aanleiding van een klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET VERZOEK
1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar de e-mailberichten van 27 september 2022 (met bijlagen) en 3 oktober 2022 (met bijlage) van de stafjurist van de deken Rotterdam. Hierin staat vermeld dat klaagster twee klachten over verweerder heeft ingediend. Aan de voorzitter van het hof wordt verzocht om de klacht over verweerder te verwijzen naar een andere deken voor onderzoek en behandeling, omdat verweerder de Deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Rotterdam waar hij zelf advocaat is.
1.2 Verder verwijst de voorzitter naar een e-mail van 27 september 2022 van klaagster, waarin zij – samengevat – aangeeft dat zij geen akkoord heeft gegeven voor het doorsturen van de ‘communicatie over dit probleem’ aan het hof.
1.3 In een e-mail van 20 oktober 2022 heeft de griffie van het hof uitleg gegeven over de bevoegdheid van de voorzitter van het hof als bedoeld in artikel 46c lid 5 Advocatenwet.
2 DE BEOORDELING
2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet heeft de voorzitter van het hof de bevoegdheid klachten over dekens te verwijzen naar een deken van een andere orde om onderzoek te verrichten. De voorzitter ziet echter aanleiding het verzoek buiten behandeling te stellen, omdat klaagster misbruik van klachtrecht maakt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.2 (De voorzitter van) het hof is er ambtshalve mee bekend dat klaagster in de afgelopen jaren regelmatig klachten tegen dekens heeft ingediend.
2.3 Bij voorzittersbeslissing van 18 mei 2022 in de zaak 220111 is onder meer het volgende overwogen:
“(..) 2.2 De voorzitter stelt vast dat verweerder 1 de voormalig deken en verweerder 2 de huidige deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Zeeland-West-Brabant. Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet heeft de voorzitter van het hof de bevoegdheid klachten over (voormalig) dekens te verwijzen naar een deken van een andere orde. De voorzitter ziet echter aanleiding om de klacht over verweerders niet te verwijzen, gelet op het volgende.
2.3 Van een klacht mag minimaal worden verlangd dat deze concreet omschreven is en is voorzien van een toereikende motivering. Aan die minimale eisen is in dit geval niet voldaan. Verwijzing van de ‘klacht’ in voormeld bericht naar een andere deken voor nader onderzoek is zinloos, omdat op basis hiervan niet valt in te zien wat er voor een andere deken te onderzoeken is. Bovendien had van klaagster mogen verwacht dat zij een respectvolle wijze uitdrukt; ook als zij het niet eens zou zijn met de handelwijze van de beklaagde advocaten.
2.4 De voorzitter zal het verzoek om de ‘klacht’ naar een deken van een andere orde te verwijzen om de in 2.3 genoemde redenen afwijzen. Klaagster moet er rekening mee houden dat vervolgverzoeken en/of klachten met een vergelijkbare inhoud buiten behandeling worden gesteld wegens misbruik van klachtrecht (..)”.
2.4 Per mail van 27 september 2022 heeft klaagster opnieuw twee klachten over een deken ingediend, dit keer over verweerder. Zoals aangekondigd in de eerdere beslissing van 18 mei 2022 zal de voorzitter het verwijzingsverzoek in verband met deze klachten buiten behandeling stellen, omdat het andermaal indienen van klachten tegen een deken misbruik van klachtrecht oplevert.
3 BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
3.1 stelt het verwijzingsverzoek buiten behandeling.
Deze beslissing is gewezen op 27 oktober 2022 door mr. T. Zuidema, voorzitter.
Voorzitter
De beslissing is verzonden op 27 oktober 2022.