Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-04-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:392
Zaaknummer
21-1025/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht tegen een advocatenkantoor kennelijk niet-ontvankelijk en de klacht tegen een klachtfunctionaris kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 april 2022 in de zaak 21-1025/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 22 december 2021 met kenmerk K21/61, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Op 9 oktober 2020 wendt klager zich tot verweerster in verband met juridische bijstand in een letselschadezaak. Een werknemer van verweerster, de heer B, niet zijnde advocaat, spreekt klager die dag en bevestigt later op die dag schriftelijk wat besproken is. In die schriftelijke bevestiging wordt aangegeven dat indien klager wil worden bijgestaan door verweerder, klager dat aan B kan bevestigen. Op 26 oktober 2020 bevestigt klager dat hij wil worden bijgestaan door Broers. 1.2 Op 12 november 2020 wordt door B het gehele dossier ontvangen van de vorige belangenbehartiger van klager en ook de benodigde machtigingen worden ondertekend door klager. 1.3 Op 26 november 2020 neemt B contact op met de wederpartij, meldt zich als belangenbehartiger en bevestigt een en ander aan klager. 1.4 Vervolgens vindt er veelvuldig schriftelijk en telefonisch contact plaats tussen klager en B en tussen B en de wederpartij. 1.5 Op 2 maart 2021 bericht klager aan B dat de zaak wordt overgenomen door mr. J. Op diezelfde dag verzoekt mr. J aan B om het dossier over te dragen. 1.6 Op 8 maart 2021 belt klager naar verweerster om mede te delen dat hij zelf zijn dossier komt ophalen. Eveneens op 8 maart 2021 dient klager een interne klacht in over B bij verweerster. 1.7 De per post door klager toegezonden stukken in het kader van de interne klacht worden door verweerster ontvangen op 12 maart 2021. Op 19 maart 2021 ontvangt klager een bevestiging van ontvangst van de stukken en een uiteenzetting van het verdere verloop ten aanzien van de interne klachtbehandeling van de klachtenfunctionaris mr. H. Klager stuurt diezelfde dag een afwikkelingsvoorstel aan mr. H, inhoudende een eenmalige uitkering van € 3.000 tegen finale kwijting. 1.8 Op 19 maart 2021 dient klager een klacht over verweerder in bij de deken. 1.9 Op 23 maart 2021 ontvangt klager de uitkomst van het interne onderzoek naar de klacht van de klachtenfunctionaris mr. H.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a) Verweerster heeft de belangen van klager onvoldoende adequaat behartigd in de periode dat B klager bijstond in zijn letselschadezaak, door B in staat te stellen klager aan het lijntje te houden, niet te reageren op e-mails en telefoontjes en door vijf maanden niks te doen. b) Verweerster heeft niet (meer) gereageerd in de interne klachtzaak nadat alle stukken waren toegestuurd. c) Verweerster heeft niet meer gereageerd op het gedane afwikkelingsvoorstel van klager van € 3.000.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Klachtonderdeel a) 3.2 Er kan niet gezegd worden dat er geen aandacht was voor de belangen van klager. Gezien het tijdsverloop treft verweerder hooguit - het weekend meegeteld - een reactietijd aan van enkele werkdagen. Van een situatie waarin acuut handelen noodzaak was, blijkt geenszins. Er is geen sprake van een termijnoverschrijding, vertraging of onvoldoende geïnformeerd zijn van klager. Sterker nog, gezien de opsomming van handelingen is er adequaat opgetreden en is klager steeds voorgelicht gebleven.Klachtonderdeel b) 3.3 De interne klacht is op 12 maart 2021 ontvangen. Op 23 maart 2021 is het onderzoek in het kader van de interne klacht afgerond en ontving klager bericht. In de periode na indiening van de klacht zijn stukken uitgewisseld, is het dossier beoordeeld op voortgang en inhoudelijke behandeling, is gepoogd een oplossing te bereiken en ontving klager een schriftelijke beoordeling. De doorlooptijd van de klacht is uiterst acceptabel.Klachtonderdeel c) 3.4 Gezien het ontbreken van ieder klachtwaardig handelen, causaal verband tussen handelen en geleden schade en de niet onderbouwde schade, was het schikkingsvoorstel van klager buitensporig en niet acceptabel.
4 BEOORDELING Klachtonderdeel a) 4.1 De klacht is gericht tegen een advocatenkantoor. Waar het tuchtrecht voor advocaten uitgaat van klachten over het handelen van een individuele advocaat, leidt dit tot de vraag of de klacht kan worden ontvangen. Het advocatenkantoor wordt gevoerd in de vorm van een besloten vennootschap. Dat brengt mee dat als het gedrag waarover wordt geklaagd alle bestuurders van een besloten vennootschap kan worden aangerekend, de klacht kan worden ontvangen als gericht tegen bestuurders van de besloten vennootschap. In dat geval wordt de klacht geacht te zijn gericht tegen de individuele (advocaat)bestuurders van de besloten vennootschap. 4.2 De vraag die hierna zal dienen te worden beantwoord is of het gedrag waarover klager klaagt de bestuurder(s) van het advocatenkantoor kan worden aangerekend. De voorzitter is van oordeel dat dit klachtonderdeel van klager niet op de organisatie van het advocatenkantoor ziet maar op het handelen en nalaten van de bij het advocatenkantoor werkzame letselschadebehandelaar, die zijn zaak heeft behandeld. Het klachtonderdeel ziet niet op gedragingen van een of meer leden van het bestuur in die hoedanigheid. Klager heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die betrekking hebben op de gedragingen van de bestuurders. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de gestelde gedragingen waar het klachtonderdeel op ziet aan verweerder kunnen worden tegengeworpen. Dat betekent dat klager in dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard.Klachtonderdelen b) en c) 4.3 De klacht is formeel gericht tegen het advocatenkantoor, maar uit de inhoud van deze klachtonderdelen begrijpt de voorzitter dat deze zien op de behandeling van zijn interne klacht tegen de heer B door mr. H en feitelijk dus zijn gericht tegen mr. H, werkzaam als advocaat en klachtenfunctionaris bij het advocatenkantoor. De voorzitter acht deze klachtonderdelen daarom wel ontvankelijk en deze zullen inhoudelijk worden beoordeeld. 4.4 Klager verwijt mr. H dat hij niet (meer) heeft gereageerd nadat alle stukken waren toegestuurd (klachtonderdeel b)) en dat hij niet meer heeft gereageerd op het gedane afwikkelingsvoorstel van klager (klachtonderdeel c). 4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Op grond van de stukken wordt vastgesteld dat klager bij brief van 8 maart 2021 een interne klacht heeft ingediend. Vervolgens hebben klager en mr. H over deze klacht e-mailcorrespondentie gevoerd en heeft klager nog aanvullende informatie aan mr. H gestuurd. Op 23 maart 2021 heeft mr. H aan klager een uitgebreide brief gestuurd waarin hij de klacht van klager behandelt en – kort gezegd – concludeert dat B geen verwijt treft. De voorzitter is gelet op deze brief en de andere stukken van oordeel dat mr. H de interne klacht tijdig en op een correcte wijze heeft behandeld en niet is gebleken dat mr. H bij de behandeling van deze interne klacht tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Datzelfde geldt voor de reactie van mr. H op het afwikkelingsvoorstel van klager. Uit de stukken blijkt dat mr. H wel op dat voorstel heeft gereageerd maar dat hij dat voorstel niet acceptabel vond omdat er geen sprake was van klachtwaardig handelen van B. Het stond hem vrij om op deze wijze te reageren op het schikkingsvoorstel van klager. Mr. H heeft hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat betekent dat deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond zullen worden verklaard.
BESLISSING De voorzitter verklaart: - klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk; - klachtonderdelen b) en c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 4 april 2022