Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:397
Zaaknummer
22-159/AL/NN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De gemaakte verwijten aan de advocaat van de wederpartij zijn niet vast komen te staan. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2022 in de zaak 22-159/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 24 februari 2022 met kenmerk 2021KNN118/1505880, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de eventueel in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerster staat de ex-echtgenote van klager, mw. B., bij in de echtscheidingsprocedure. 1.2 Klager en B. hebben meerdere gezamenlijke rekeningen bij verschillende banken. 1.3 Op 13 augustus 2021 heeft klager een brief ontvangen van de ABN-AMRO bank waarin staat dat zijn zogenaamde tegenrekening was gewijzigd en dat er een nieuwe tegenrekening was geopend. 1.4 In diezelfde periode ontving klager ook twee berichten van andere banken met vermelding dat de bestaande tegenrekeningen waren gewijzigd en nieuwe tegenrekeningen waren geopend. 1.5 Op 18 augustus 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij: a) haar cliënte, mw. B., de opdracht heeft gegeven alvast voor alle bankrekeningen waar ze toegang toe heeft de tegenrekening te laten wijzigen in een tegenrekening op naam van B. Verweerster heeft B. aangezet tot frauduleuze handelingen omdat B. bij het omzetten van de tegenrekeningen niet heeft vermeld dat ze inmiddels van klager gescheiden is. b) (in het geval dat verweerster haar cliënte niet de opdracht heeft gegeven om de tegenrekeningen te wijzigen), klager had moeten informeren over de gewijzigde tegenrekeningen.
3 VERWEER 3.1 Verweerster ontkent dat zij haar cliënte, B., opdracht heeft gegeven tegenrekeningen te wijzigen.
4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden. 4.2 Klager verwijt verweerster dat zij haar cliënte, klagers wederpartij, opdracht heeft gegeven om voor alle bankrekeningen waar ze toegang toe heeft de tegenrekening te laten wijzigen in een tegenrekening op naam haar cliënte. Klager heeft dit verwijt niet feitelijk onderbouwd en hij heeft erkend dat hij het niet kan bewijzen. Verweerster heeft het verwijt gemotiveerd betwist. Nu ook overigens niet is gebleken dat verweerster haar cliënte deze opdracht heeft gegeven, is de juistheid van het verwijt van klager en daarmee de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet komen vast te staan. 4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b. is de voorzitter van oordeel dat op grond van de stukken niet is gebleken dat verweerster wist dat haar cliënte de tegenrekeningen zou hebben gewijzigd. Reeds om die reden heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager daarover niet te informeren. 4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 23 mei 2022