Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:366

Zaaknummer

22-088/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Klacht over onnodig grievend uitlaten door advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Op zich kan de raad klager volgen als hij stelt dat de uitlatingen op sommige punten grievend waren. Waar het in deze echter om gaat is of er voor verweerder een belang was gegeven om deze uitlatingen namens zijn cliënte te doen. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet waarom hij in het belang van zijn cliënte en als partijdig advocaat het noodzakelijk heeft geoordeeld om de stellingen van klager krachtig te bestrijden op de wijze zoals hij heeft gedaan en om niet met een enkele ontkenning te volstaan. De door verweerder gebruikte bewoordingen moeten worden bezien in het licht en binnen de context van het gevoerde debat, dat door beide partijen in felle bewoordingen is gevoerd en de raad is van oordeel dat deze in dat kader zijn toegestaan. Verweerder is gebleven binnen de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt is gegeven. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 12 december 2022 in de zaak 22-088/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 22 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 31 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20/116 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 oktober 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 0 tot en met 05.18.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 De klacht betreft het optreden van verweerder in de periode vanaf februari tot en met juni 2020. In deze periode heeft verweerder de belangen behartigd van de ex-echtgenote van klager in een procedure over een zorg- en contactregeling betreffende de minderjarige zoon van klager en de ex-echtgenote, hierna: de zoon. 2.3 Bij brief van 21 februari 2020 heeft verweerder geantwoord op een brief van de advocaat van klager. In deze brief schrijft verweerder onder meer:

“Op 23 juni 2019 is cliënte met ….. [de zoon] letterlijk op straat gezet door uw cliënt met de mededeling om het verder maar uit te zoeken”.

………

Cliënte heeft van uw cliënt daarna niets vernomen; geen concept ouderschapsplan en uw cliënt heeft ook geen enkele moeite gedaan om de zorg- en contactregeling met cliënte te regelen”.

……..

Cliënte stelt verder dat uw cliënt inmiddels regelmatig en stelselmatig weigert om aan het eind van de regulier omgangsregeling … [de zoon] mee te geven met cliënte hetgeen voor cliënte onacceptabel is. Mocht dit nog een keer voorvallen, dan zal cliënte … [de zoon] niet meer meegeven met uw cliënt en de omgangsregeling opschorten.”

2.4 Enige tijd later heeft de advocaat van klager bij de rechtbank een verzoekschrift tot vaststelling zorg- en contactregeling ingediend. 2.5 Verweerder heeft daarop een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift begint met de volgende opmerking:

“De vrouw heeft kennis genomen van de inhoud van het uitgebreide verzoekschrift tevens houdende voorlopige voorzieningen waarin, zo merkt de vrouw op voorhand op, een zeer negatief beeld wordt geschetst van de vrouw. “

Daarnaast schrijft verweerder onder andere:

“De vrouw geeft aan dat ze het negatieve, respectloze, wantrouwende en controlerende gedrag van de man echt zat is. De vrouw kan, van begin tot het einde van hun relatie, genoeg vervelende gedragingen tegenover haar over de man vertellen. De vrouw geeft aan dat de man twee gezichten heeft. Gedurende de relatie is de man altijd al heel erg wantrouwend en controlerend geweest. Dat uitte zich vervolgens in ongegronde beschuldigingen, respectloze opmerkingen, tegendraadse acties, woede uitbarstingen en zelfs in fysiek geweld en de laatste maanden komen daar het bewuste treitergedrag en het misgunnen bij”.

“De vrouw heeft op 10 maart 2020 moeten vernemen dat zij niet de enige vrouw in het leven van de man is geweest die precies dezelfde ervaringen met de man zijn nare gedragingen heeft.”

“De vrouw geeft aan dat onderstaande pijnlijke gebeurtenissen maar een fractie zijn van wat er zich thuis allemaal heeft afgespeeld. De vrouw voelt zich geestelijk door de man mishandeld. In haar leven heeft de vrouw nog nooit iemand meegemaakt die zo respectloos, wantrouwend en controlerend met haar is omgegaan en al helemaal niet als kersverse moeder die net bevallen is van een kerngezonde zoon.”

“De man zei letterlijk en ijskoud: “Jij bent een martelaar”.

“Enige tijd daarvoor (datum onbekend) werd de vrouw uitgemaakt voor pathologische leugenaar”.

“Een paar weken nadat de vrouw aan de man verteld had zwanger van hem te zijn zag de vrouw dat de man op zijn tablet, welke de vrouw op dat moment even gebruikte, veelvuldig naar vaderschapstesten had gezocht. De internethistorie stond er vol mee. Toen de vrouw de man hiermee confronteerde gaf de man aan dat hij ernstige twijfels had of het wel van hem was. De man heeft namelijk vaker aannames gedaan en beschuldigingen geuit zonder eerst te kijken of het wel klopte waarvan hij de vrouw beschuldigde. Zo werd een witte vlek op de bekleding van de bestuurdersstoel van de auto van de vrouw direct aangemerkt als spermavlek en dus ging de vrouw vreemd. Een witte vlek in de vloerbedekking werd aangemerkt als kauwgom en dat had de vrouw gedaan waar zij de enige was die kauwgom kauwde. De kauwgom bleek tandpasta te zijn en de witte vlek in de auto ook. De man draaide zelden zijn mening bij en bleef maar geloven dat de vrouw loog, ook al lag het bewijs er dat het louter tandpasta was”.

"De vrouw geeft aan dat de man haar en…. [de zoon] wel degelijk in de avond van 23 juli 2019 op straat heeft gezet”.

“Want de vrouw was veel te bang dat de situatie weer zo zou escaleren als de zaterdag ervoor (15 juni 2019) toen de man boven op de gang met de vrouw wilde praten en de vrouw dat op dat moment niet wilde en hij haar toen met een paar flinke duwen de slaapkamer induwde”.

“Vanaf het begin van de relatie tot het moment dat de vrouw het zat was en de telefoon codeerde met een code welke de man niet wist, controleerde de man structureel en veelvoudig stiekem haar telefoon.”

“De vrouw ervoer dat de man overal de controle over wilde hebben en nog steeds wil. Ook ervoer de vrouw dat de man heel erg wantrouwend in alles was en nog steeds is. Deze gedragingen zijn alleen maar erger geworden toen … [de zoon] werd geboren. Toen ging de man zich op een hele nare manier ongevraagd met alles bemoeien, als hij thuis was hing hij continu in de vrouw zijn nek om te kijken of ze het wel goed deed, had altijd overal commentaar op en wist het altijd beter en vertelde de vrouw wat ze moest doen en negeerde al haar adviezen en als de vrouw tegen hem inging dan werd de man woest en maakte de vrouw dan voor iets heel naars uit (martelaar etc) en 15 juli 2019 begon de man zelfs fysiek geweld tegen de vrouw te gebruiken”.

“De vrouw geeft aan dat de man niet in het belang van … [de zoon] denkt en handelt. In alles wat de man doet is het heel duidelijk dat zijn belang boven dat van ...[de zoon] staat. De man zette de vrouw en …[de zoon] op straat i.p.v. zelf weg te gaan en de vrouw samen met …[de zoon] in de vertrouwde omgeving te laten”.

“De man vond het fietsen altijd belangrijker dan….[de zoon]”.

“Op 11 mei 2020 doet de man per app een voorstel aan de vrouw omdat hij boos is dat de vrouw … [de zoon] naar de kinderopvang wil doen. De vrouw geeft aan dat de man ondertussen vier verschillende voorstellen (…) heeft aangedragen waarbij hij keer op keer alleen maar aan zijn eigen belangen denkt”.

“Conclusie

De vrouw is zwanger geraakt van … [de zoon], een super leuk kereltje die lekker in het leven staat. Beide ouders moeten een stap in elkaars richting zetten met respect voor elkaar maar ook vooral vanuit praktische hoek, een zorg- en contactregeling afspreken zonder dat de advocaten zich in de toekomst verder met de zaak bemoeien”.

2.6 Het verweerschrift van verweerder tegen het verzoekschrift van klager bevatte een zelfstandig tegenverzoek. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft de advocaat van klager daartegen een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek van klager en van het zelfstandig tegenverzoek heeft de advocaat van klager gereageerd op het verweer van verweerder zoals opgenomen in het verweerschrift.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) zich zowel in zijn brief van 21 februari 2020 als in het verweerschrift onnodig grievend over klager uit te laten en feiten te poneren waarvan hij wist of had behoren te weten dat deze onjuist waren waardoor de belangen van klager onnodig en onevenredig zijn geschaad; b) het verweerschrift minder dan 48 uur voor de zitting ter beschikking te stellen. 3.2 Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager het volgende naar voren gebracht:Klachtonderdeel a) 3.3 Verweerder heeft ten onrechte de stellingen van zijn cliënte voor waar aangenomen. Daarnaast waren veel van de gemaakte opmerkingen onnodig. Het ging immers om een zorg- en contactregeling voor het minderjarige kind. De rechtbank heeft tijdens de zitting ook aangegeven hierover niet te spreken te zijn. Klager heeft de opmerkingen van verweerder als zeer grievend ervaren.Klachtonderdeel b) 3.4 Als gevolg van het niet tijdig ter beschikking stellen kon klager niet meer schriftelijk reageren op het verweerschrift en slechts mondeling ter zitting verweer voeren. Er was sprake van een overvaltactiek.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2 Verweerder heeft in brieven en processtukken uiteraard subjectieve standpunten ingenomen en de feiten verwoord zoals zijn cliënte die zag. Verweerder erkent dat de uitlatingen voor klager grievend waren. Deze waren echter in het belang van zijn cliënte noodzakelijk. 4.3 Klager wilde co-ouderschap maar dat wilde de cliënte van verweerder absoluut niet. Tegen de verzoeken van klager diende derhalve krachtig verweer gevoerd te worden. 4.4 Klager had zelf het verzoekschrift tot vaststelling contact- en omgangsregeling opgesteld en ingediend. In dit verzoekschrift was de cliënte van verweerder beschreven als een rokende, drinkende, zwangere vrouw die klager had misbruikt om een kind te krijgen. Dit verzoekschrift verdiende ook voor wat betreft de door klager gestelde feiten een passend antwoord. Verweerder wilde niet dat deze als onvoldoende weerlegd en weersproken voor waar zouden worden aangenomen. Een verweerschrift met een enkele blote betwisting van de door klager ingebrachte feiten was absoluut niet in het belang van zijn cliënte. 4.5 Bij de behandeling van de zaak is verweerder wel degelijk de-escalerend opgetreden. Lang niet alles van wat de cliënte van verweerder in het verweerschrift opgenomen wilde zien is daarin terechtgekomen. 4.6 De behandelend rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling een algemene opmerking gemaakt die voor beide partijen gold, omdat zij uit het verzoekschrift en het verweerschrift kon afleiden dat er tussen partijen heel veel had gespeeld en nog steeds speelde.Klachtonderdeel b) 4.7 Verweerder ontkent dat sprake was van een overvaltactiek. In de periode waarom het hier ging was het toegestaan om binnen de door klager gestelde termijn een verweerschrift houdende zelfstandig tegenverzoek in te dienen. Het was de eigen keus van de advocaat van klager om in zijn verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek niet in te gaan op de inhoud van het verweerschrift van verweerder en dit pas op de zitting te doen.

5 BEOORDELING 5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling daarvan staat voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. (HvD 15 april 2013, ECLI:NL:TAHVD: 2013:YA4394). 5.2 Volgens vaste jurisprudentie van het hof geldt daarbij dat een advocaat in familierechtelijke kwesties in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name de belangen van kinderen (HvD 7 april 2014, ECLI:NL:TAHVD:2018:147 en ECLI:NL:TADRSHE: 2020:92).Klachtonderdeel a) 5.3 Op zich kan de raad klager volgen als hij stelt dat de uitlatingen op sommige punten grievend waren. Ook verweerder heeft dat erkend. Waar het in deze echter om gaat is of er voor verweerder een belang was gegeven om deze uitlatingen namens zijn cliënte te doen. 5.4 Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet waarom hij in het belang van zijn cliënte en als partijdig advocaat het noodzakelijk heeft geoordeeld om de stellingen van klager krachtig te bestrijden op de wijze zoals hij heeft gedaan en om niet met een enkele ontkenning te volstaan. 5.5 De door verweerder gebruikte bewoordingen moeten worden bezien in het licht en binnen de context van het gevoerde debat, dat door beide partijen in felle bewoordingen is gevoerd en de raad is van oordeel dat deze in dat kader zijn toegestaan. Verweerder is gebleven binnen de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt is gegeven. 5.6 Dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of had kunnen weten dat deze niet juist waren is door klager onvoldoende aannemelijk gemaakt en daarvan is ook uit het klachtdossier niet gebleken. 5.7 De raad verklaart klachtonderdeel a) derhalve ongegrond.Klachtonderdeel b) 5.8 Verweerder heeft geen destijds geldende procesrechtelijke regels overtreden door bij het door hem gekozen tijdstip van indienen van het verweer een zelfstandig tegenverzoek te doen. Dat deze werkwijze zou zijn ingegeven door een overvaltactiek is niet gebleken. Deze handelwijze is naar het oordeel van de raad daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. 5.9 De raad verklaart klachtonderdeel b) derhalve ongegrond.

BESLISSING De raad van discipline verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P van Tricht, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.

Griffier                                                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 12 december 2022