Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-12-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:371
Zaaknummer
22-777/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in een familierechtkwestie. Klacht voor een deel niet-ontvankelijk, omdat klager te laat bij de deken heeft geklaagd over het handelen van verweerster. Voor het andere deel is de klacht kennelijk gegrond. Niet gebleken dat verweerster een bepalende en escalerende rol heeft gespeeld. Ook niet gebleken dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte alleen haar eigen belang voorop heeft gesteld en dat zij heeft meegewerkt aan ouderverstoting. Een feitelijke onderbouwing daarvoor ontbreekt.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 december 2022 in de zaak 22-777/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 30 september 2022 met kenmerk K 22/14, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 01.1 tot en met 05.6.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Op 9 juli 2015 heeft klager bij de rechtbank een verzoek tot echtscheiding van zijn ex-echtgenote ingediend. In de daaropvolgende jaren zijn klager en zijn ex-echtgenote meerdere keren uit elkaar gegaan en weer bij elkaar gekomen. 1.2 Tussen klager en zijn ex-echtgenote bestonden meerdere geschillen, vooral over een zorgregeling voor de kinderen, drie kinderen van klagers ex-echtgenote uit een eerdere relatie en een kind van klager en zijn ex-echtgenote samen. Daarvoor hebben zij beiden een advocaat ingeschakeld. Klager werd eerst bijgestaan door mr. Z. en later door mr. F. Verweerster heeft de ex-echtgenote bijgestaan. 1.3 In de periode vanaf 2015 tot en met 2020 hebben klagers advocaat en verweerster diverse keren (e-mail)contact gehad. 1.4 Vanaf 2015 tot en met eind 2021 hebben er tussen klager en zijn ex-echtgenote meerdere rechtszaken plaatsgevonden. Ook is geprobeerd om door middel van mediation en hulpverleningstrajecten tot oplossingen te komen waarin vooral de zorgregeling voor de kinderen centraal stond. 1.5 Op 9 mei 2019 heeft klagers advocaat mr. F. verweerster per e-mail gevraagd of zij kan instemmen met uitstel van een zitting van 29 mei 2019 vanwege een onderzoek door Veilig Thuis. 1.6 Op 16 mei 2019 heeft verweerster mr. F. bericht dat haar cliënte niet akkoord kan gaan met verplaatsing van de rechtszaak, omdat de zaak daarvoor ‘te ernstig en te zorgelijk’ is. 1.7 Klagers advocaat heeft in een verweerschrift van 24 mei 2019 onder meer opgenomen dat verweerster heeft bijgedragen aan ouderverstoting en dat verweerster geen medewerking zou verlenen en geen informatie aan klager zou verstrekken, terwijl zij daartoe wel verplicht is gesteld door de rechter. 1.8 Bij beschikking van 16 december 2020 heeft de rechtbank beslist dat de ex-echtgenote van klager uitsluitend is belast met het ouderlijk gezag over het kind van haar en klager. 1.9 Bij beschikking van 16 augustus 2021 heeft de rechtbank op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming het ouderlijk gezag van de ex-echtgenote over het kind beëindigd. 1.10 Op 21 januari 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij in geen enkele van de procedures die verband hielden met de echtscheiding een constructieve en oplossingsgerichte benadering heeft gehanteerd. Volgens klager heeft verweerster slechts haar eigen belang vooropgesteld en jarenlang, vanaf 2015 tot en met 2020, meegewerkt aan het ontstaan, kunnen uitvoeren en niet willen voorkomen van ouderverstoting. Dat is volgens klager in strijd met gedragsregels 5, 8 en 12. Tot slot heeft klager gesteld dat verweerster haar cliënte, klagers ex-partner, er niet op heeft gewezen dat zij geen medewerking verleent en afspraken niet nakomt. 2.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.
3 VERWEER 3.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerster aan dat zij de belangen van de ex partner van klager jarenlang op constructieve wijze heeft behartigd, waarbij het belang van de kinderen niet uit het oog is verloren. Volgens verweerster heeft zij waar mogelijk uiteraard geprobeerd zoveel mogelijk escalatie te vermijden. 3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Ontvankelijkheid klacht 4.1 Voordat de voorzitter kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht over verweerster moet de voorzitter eerst vaststellen of klager zijn klacht tijdig bij de deken heeft ingediend. 4.2 Op grond van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet geldt voor het indienen van een klacht een vervaltermijn van drie jaar. Deze termijn start op het moment dat de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Het gaat dan om naar objectieve maatstaven aan te nemen aanwezige kennis bij de klager van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft en niet om subjectieve wetenschap van dat handelen of nalaten bij de klager. Op grond van het bepaalde in artikel 46g lid 2 Advocatenwet blijft na afloop van de vervaltermijn van drie jaar een niet ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. 4.3 De ratio van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet is dat de rechtszekerheid meebrengt dat een advocaat niet tot in lengte van dagen bedacht hoeft te zijn op tuchtklachten over gedragingen in het verleden. Op deze regel bevat lid 2 van dit artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn (zie ook Hof van Discipline van 7 december 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:256). 4.4 Klager heeft op 21 januari 2022 bij de deken geklaagd over het handelen van verweerster vanaf 2015 tot en met eind 2021. Vanwege de vervaltermijn van drie jaar heeft klager te laat geklaagd over het handelen van verweerster van vóór 21 januari 2019. Aan de uitzonderingsgrond van artikel 46g lid 2 Advocatenwet komt de voorzitter niet toe en het is de voorzitter ook overigens niet gebleken dat sprake is van (zeer) bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding toelaatbaar (verschoonbaar) zou kunnen worden geacht. De klacht is in zoverre dan ook niet ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzitter geen inhoudelijk oordeel kan geven over het handelen van verweerster vanaf 2015 tot 21 januari 2019. 4.5 De voorzitter zal hierna dan ook alleen inhoudelijk oordelen over de klacht voor zover die gaat over het handelen van verweerster vanaf 21 januari 2019.Toetsingsnorm 4.6 De klacht gaat over het handelen van verweerster als advocaat van klagers wederpartij. De advocaat van de wederpartij geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. In familiezaken moet een advocaat daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-partners. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, omdat vooral de belangen van kinderen een grote rol kunnen spelen. 4.7 Verder neemt de voorzitter tot uitgangspunt dat de tuchtrechter bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten toetst aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. 4.8 De voorzitter kan op grond van het klachtdossier niet vaststellen dat verweerster enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de overgelegde stukken leidt de voorzitter af dat sprake is van een moeizame situatie tussen klager en zijn ex-echtgenote enerzijds en tussen klager en de kinderen anderzijds die mede wordt veroorzaakt door de diverse gevoerde rechtszaken over onder meer het ouderlijk gezag. Het is de voorzitter echter niet gebleken dat verweerster daarbij een bepalende en escalerende rol heeft gespeeld. Ook is het de voorzitter niet gebleken dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte alleen haar eigen belang voorop heeft gesteld en dat zij heeft meegewerkt aan ouderverstoting. Een feitelijke onderbouwing daarvoor ontbreekt. Klagers standpunt dat zijn ex-echtgenote zich niet aan afspraken houdt en zich niet meewerkend opstelt, betekent niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De klacht over het handelen van verweerster vanaf 21 januari 2019 is dan ook kennelijk ongegrond.Conclusie 4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht over het handelen van verweerster vanaf 2015 tot 21 januari 2019 niet-ontvankelijk verklaren en vanaf 21 januari 2019 kennelijk ongegrond.
BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht over het handelen van verweerster vanaf 2015 tot 21 januari 2019 niet-ontvankelijk en vanaf 21 januari 2019 kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 5 december 2022