Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-12-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:271
Zaaknummer
22-929/A/NH
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat van de wederpartij. Niet gebleken dat de advocaat aanleiding had moeten hebben om aan de juistheid van de van zijn cliënte verkregen informatie te twijfelen. Voorzover de facturen door de cliënte van de advocaat al ten onrechte aan klaagster zouden zijn verstuurd, wat niet is gebleken, valt de advocaat daarvan geen verwijt te maken. Het stond de advocaat vrij om klaagster te sommeren tot betaling van de openstaande facturen over te gaan en haar bij gebreke daarvan rechtsmaatregelen in het vooruitzicht te stellen.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 30 december 2022
in de zaak 22-929/A/NH naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 22 november 2022 met kenmerk 22-505/2081964 door de raad per email ontvangen op 22 november 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 In opdracht van zijn cliënte heeft verweerder klaagster bij brief van 12 augustus 2022 gesommeerd om tot betaling over te gaan van de facturen voor door de cliënte van verweerder verrichte werkzaamheden. 1.2 Klaagster heeft in reactie op de sommatiebrief van 12 augustus 2021 betwist opdracht te hebben gegeven voor de in rekening gebrachte werkzaamheden. Verweerder heeft hierop bij brief van 15 september 2022 gereageerd en klaagster opnieuw tot betaling van de openstaande facturen gesommeerd. 1.3 Op 15 september 2022, aangevuld op 14 oktober 2022, heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende. 2.2 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klaagster nodeloos geschaad door: a) mee te werken aan het verzenden van spookfacturen, oplichting en dwaling; b) standpunten in te nemen, zonder de feiten te controleren; c) bewust informatie achter te houden; d) misbruik te maken van zijn positie teneinde facturen betaald te krijgen.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.2 De voorzitter is van oordeel dat verweerder heeft gehandeld binnen de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekomt en dat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder te maken valt. De voorzitter zal hieronder uitleggen op grond waarvan zij tot dit oordeel is gekomen.
Ad onderdelen a en b 4.3 De voorzitter zal de klachtonderdelen a en b, gelet op de onderlinge samenhang, gelijktijdig beoordelen. Klaagster verwijt verweerder dat hij zonder de feiten te controleren, het standpunt van zijn cliënte heeft overgenomen en daardoor heeft meegewerkt aan het versturen van spookfacturen, oplichting en dwaling. Deze stelling van klaagster wordt echter niet met concrete feiten onderbouwd. Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënte de incasso van openstaande vorderingen ter hand genomen en mocht daarbij afgaan op de juistheid van de door zijn cliënte verschafte informatie. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij geen reden had om aan de juistheid van de informatie van zijn cliënte te twijfelen. Uit de overgelegde stukken volgt ook niet dat verweerder aanleiding had moeten hebben om aan de juistheid van de van zijn cliënte verkregen informatie te twijfelen. Voorzover de facturen door de cliënte van verweerder ten onrechte aan klaagster zouden zijn verstuurd, wat niet is gebleken, valt verweerder daarvan geen verwijt te maken. Het stond verweerder vrij om klaagster te sommeren tot betaling van de openstaande facturen over te gaan en haar bij gebreke daarvan rechtsmaatregelen in het vooruitzicht te stellen. Verweerder heeft steeds de standpunten van zijn cliënte verwoord. Het lag op de weg van klaagster om zich, indien zij zich niet met het standpunt van de cliënte van verweerder kon verenigen, daartegen te verweren.
Ad onderdeel c)
4.5 Dat verweerder, zoals klaagster stelt, bewust stukken heeft achtergehouden is uit de overgelegde stukken niet gebleken. Klaagster heeft ook niet concreet onderbouwd om welke stukken het gaat.
Ad onderdeel d)
4.6 De voorzitter volgt klaagster niet in haar stelling dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn positie als advocaat. Verweerder heeft klaagster in zakelijke bewoordingen gesommeerd tot betaling over te gaan. De toon van de brieven is zakelijk, maar binnen de grens van het betamelijke. Het kan zo zijn dat de inhoud van de brieven klaagster heeft verrast, maar dit betekent niet dat verweerder hiervan tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken.
4.7 De conclusie van al het voorgaande is dat de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 december 2022