Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-12-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:180
Zaaknummer
22-889/DB/LI
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder bij het behandelen van de incassozaak de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 22 december 2022
in de zaak 22-889/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 10 november 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 10 november 2022 met kenmerk K22-062, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8 en van de volgende nagekomen stukken:
de e-mail van verweerster d.d. 24 november 2022 met bijlagen; de e-mail van klaagster d.d. 28 november 2022 te 16.41 uur en de e-mail van klaagster d.d. 28 november 2022 te 17.37 uur met bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënte, een onderneming gevestigd te Kroatië, een incassozaak tegen klaagster opgestart. In dat verband heeft deurwaarder M op 1 juni 2022 in opdracht van verweerder een sommatiebrief aan klaagster gestuurd. In deze brief is klaagster gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 288,40. Dit bedrag is opgebouwd uit de hoofdsom (parkeerkosten), kosten voor het verkrijgen van informatie over de eigenaar en bepaling van de woonplaats, vertaalkosten en overige materiële kosten. Klaagster is het niet eens met de vordering.
1.2 Op 11 juni 2022 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken. Op diezelfde datum heeft klaagster eveneens klachten ingediend tegen verweerders kantoorgenoten mr. B en mr. S.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft op grote schaal schade geclaimd van zijn cliënte waarvan hij weet dat zijn cliënte deze schade niet lijdt. Het betreft de bewering dat de cliënte van verweerder € 75,-- aan vertaalkosten als schade heeft geleden. De vertaalde standaardbrief wordt op grote schaal gebruikt en de vertaalkosten worden niet daadwerkelijk per casus gemaakt. Daarnaast wordt op de website van verweerders kantoor gelogen over de schade. Gezien de grote schaal waarin deze leugen door verweerder wordt verdedigd en de systematische werkwijze is klaagster van mening dat verweerder actief betrokken is bij oplichting, afpersing en deelname aan een criminele organisatie.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Vast staat dat klaagster zich niet kan vinden in de vordering die mr. K in opdracht van zijn cliënte bij klaagster heeft geprobeerd te incasseren. De voorzitter overweegt dat het de taak van verweerder was om de belangen van zijn cliënte te behartigen en om in dat verband het standpunt van zijn cliënte over de grondslag en opbouw van de vordering naar voren te brengen. Dat klaagster zich niet in dat standpunt kan vinden betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Indien en voor zover klaagster het met de door verweerder geformuleerde vordering niet eens is, kan zij daarop in een (eventuele) civielrechtelijke procedure reageren. De voorzitter overweegt dat het tuchtrecht niet is bedoeld voor het voeren van een discussie over de juistheid van de standpunten van partijen over de grondslag en opbouw van een civielrechtelijke vordering. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om daarover een oordeel te geven.
4.3 Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht dat hij de grondslag, de opbouw en de omvang van de vordering van zijn cliënte op zorgvuldige wijze heeft geverifieerd en onderzocht. Verweerder mocht vertrouwen op de juistheid van het door zijn cliënte verstrekte feitenmateriaal en de resultaten van het door hem verrichte onderzoek. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen.
4.4 Verweerder heeft de verwijten, dat op de website van verweerders kantoor wordt gelogen over de schade en dat hij actief betrokken is bij oplichting, afpersing en deelname aan een criminele organisatie, uitdrukkelijk betwist. De voorzitter overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen. De voorzitter is van oordeel dat klaagster de hiervoor genoemde ernstige verwijten onvoldoende heeft onderbouwd en dat enig (begin van) bewijs van de juistheid van klaagsters stellingen ontbreekt.
4.5 De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 22 december 2022