Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:348
Zaaknummer
21-566/AL/MN
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder dat hij heeft gelogen, zich grievend heeft uitgelaten en de rechtbank heeft misleid. De raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 25 april 2022 in de zaak 21-566/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 4 november 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 2 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1275557/FH/SD van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 januari 2022. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 7 januari 2022.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Verweerster behartigde de belangen van de ex-echtgenote van klager in een echtscheidingsprocedure. De echtscheiding is uitgesproken in 2016. In een convenant, door verweerster opgesteld, werden de gevolgen van de echtscheiding met betrekking tot alimentatie, betaling van schulden en de toedeling van de echtelijke woning geregeld. 2.3 Op enig moment is onenigheid ontstaan over de betaling van openstaande leningen en schulden (tot een totaal van € 100.000,-), het overnemen van de hypotheek door klager en betaling van belasting over de alimentatie. Verweerster staat haar cliënte weer bij sinds 2018. 2.4 In juni 2018 heeft er een viergesprek plaatsgevonden. Daarbij waren de ex-echtgenote met verweerster en klager met zijn advocaat aanwezig. 2.5 Bij vonnis van 9 december 2019 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland klager veroordeeld tot medewerking aan de verkoop van de woning. 2.6 Op 26 februari 2021 heeft er in een kortgedingprocedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij klager en zijn advocaat en de ex-echtgenote van klager en verweerster aanwezig waren. Op die zitting heeft verweerster het woord gevoerd overeenkomstig haar pleitaantekeningen en heeft zij een aantal stukken overgelegd. 2.7 De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 12 maart 2021 onder meer bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde wilsverklaringen en rechtshandelingen van klager en klager is veroordeeld tot afgifte van de sleutels van de woning ten behoeve van de bezichtigingen.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) hem onnodig op kosten te jagen; b) bewust te liegen; c) zich grievend tegen hem uit te laten; d) de rechtbank te misleiden door manipulatief en frauduleus handelen.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2 Verweerster veroorzaakt geen onnodige kosten. Haar cliënte heeft een gerechtvaardigd belang bij de bijstand zoals die door verweerster is verleend. Verweerster heeft geen stappen ondernomen die niet gerechtvaardigd zijn en onderzoekt met haar cliënte steeds of een stap, financieel, maar ook emotioneel, wel nodig is. Uit de bijlagen bij de klacht blijkt dat klager zijn advocaat instructies heeft gegeven het niet meer te hebben over het huis of over de brutering van de alimentatie. Dat was reden voor verweerster bij de advocaat van klager te informeren of deze haar cliënt nog bijstond. Toen een reactie hierop uitbleef heeft verweerster in het belang van het gewenste overleg - en dus niet onnodig - diverse rappellen gestuurd. Dat heeft een deel van de correspondentie in de maand oktober uitgemaakt.Klachtonderdeel b) 4.3 Verweerster betwist dit verwijt en ziet in de door klager overgelegde stukken geen onderbouwing van dit verwijt.Klachtonderdeel c) 4.4 Wanneer verweerster een e-mail ontvangt met meerdere geadresseerden, is het niet klachtwaardig als zij ook aan al die geadresseerden antwoordt.Klachtonderdeel d) 4.5 In 2018 heeft een viergesprek plaatsgevonden met advocaten en partijen waarin zij een exceloverzicht van verplichtingen van klager heeft ingebracht. Dit overzicht was niet een harde eis, maar een praatstuk. Meer dan eens is klager, rechtstreeks, dan wel via zijn advocaat, uitgenodigd hierop commentaar te leveren, wat klager tot aan het kort geding in februari 2021 heeft nagelaten. Nooit heeft hij, of zijn advocaat, de juistheid van het overzicht betwist. Tijdens het kort geding betichtte klager verweerster van fraude omdat een bepaald bedrag niet in het overzicht was opgenomen. Verweerster legt uit waarom dat zo was en dat zij de advocaat van klager tevoren ook had uitgelegd waar het verschil van mening zat. Er is geen sprake van opzettelijk handelen door verweerster waarmee een misleidende voorstelling van zaken wordt gegeven.
5 BEOORDELING 5.1 De Raad van Discipline stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerster dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.Klachtonderdeel a) 5.2 Klager verwijt verweerster dat zij hem onnodig op kosten heeft gejaagd. Klager heeft dit verwijt nader onderbouwd door aan te voeren dat verweerster hem - in zijn ogen - nutteloze e-mails heeft verstuurd. 5.3 De raad is van oordeel dat het verweerster als advocaat van de wederpartij vrij stond om deze e-mails te versturen. Dat verweerster klager daarmee onnodig op kosten heeft gejaagd of anderszins daarmee de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad is - bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing en gelet op de uitleg die verweerster heeft gegeven - niet gebleken. Dat betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.Klachtonderdeel b) 5.4 De raad begrijpt uit de stukken dat partijen het in deze echtscheidingsprocedure niet eens zijn over de door de partijen in de procedure ingebrachte informatie, waaronder de gegevens over het inkomen van de cliënte van verweerster. Klager verwijt verweerster dat zij bewust heeft gelogen over het inkomen van haar cliënte. 5.5 De raad is van oordeel dat verweerster als partijdige belangenbehartiger de stellingen en feiten namens haar cliënte mocht aanvoeren zoals zij dat heeft gedaan. Niet is gebleken dat verweerster met betrekking tot het inkomen van haar cliënte feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. Verweerster heeft informatie aangeleverd op grond van de door haar cliënte aan haar verstrekte informatie en klager heeft de gelegenheid gehad daarop te reageren. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.Klachtonderdeel c) 5.6 Klager verwijt verweerster ook dat zij zich grievend heeft uitgelaten. Klager heeft bij dit verwijt aangevoerd dat verweerster heeft gedreigd met de sterke arm en met uitzetting. Daarnaast zou verweerster e-mails ook aan derden hebben gestuurd. 5.7 De raad is van oordeel dat uit de stukken niet is gebleken dat verweerster zich grievend heeft uitgelaten. Uit de zich in het dossier bevindende correspondentie is niet gebleken dat verweerster de haar toekomende grote vrijheid van handelen heeft overschreden. Met betrekking tot de door klager genoemde e-mail begrijpt de raad dat klager een e-mailbericht aan zowel verweerster als anderen heeft gestuurd. Verweerster heeft vervolgens aan diezelfde geadresseerden geantwoord. De raad is van oordeel dat het verweerster onder deze omstandigheden vrij stond om dit te doen. Deze handelwijze is niet klachtwaardig. Dit klachtonderdeel wordt daarom ook ongegrond verklaard.Klachtonderdeel d) 5.8 De raad begrijpt uit het dossier dat verweerster tijdens het viergesprek in juni 2018 een exceloverzicht als ‘praatstuk’ heeft overgelegd. Dat overzicht was samengesteld uit de verplichtingen van klager, de betalingen die hij had verricht, de betalingen die klagers ex-echtgenote van de Belastingdienst had ontvangen, het deel van die betalingen dat zij had doorgestort en de betalingen die zij aan derden had verricht die uit hoofde van het convenant voor rekening van de man hadden moeten komen. Verweerster heeft klager en zijn advocaat verzocht om hun reactie op dat overzicht te geven. Tijdens de zitting in kort geding van 26 februari 2021 heeft verweerster dat exceloverzicht ook overgelegd. Klager verwijt verweerster dat zij in dat overgelegde overzicht een regel heeft verwijderd en ten onrechte hem heeft beschuldigd van het aanpassen van dat overzicht. 5.9 De raad is van oordeel dat het verweerster vrij stond om het exceloverzicht als bijlage bij haar pleitnota over te leggen, ook indien dat overzicht anders was dan het eerdere exceloverzicht dat tijdens het viergesprek in 2018 is overgelegd. De raad acht daarbij van belang dat dat eerdere overzicht een zogenaamd praatstuk betrof dat nooit in de kortgedingprocedure is gebracht. De rechter kon derhalve ook niet misleid worden door het nieuwe exceloverzicht. Bovendien heeft verweerster een toelichting gegeven op het overgelegde exceloverzicht en de verschillen tussen de overzichten benoemd. Het verdere verwijt van klager dat verweerster hem valselijk zou hebben beschuldigd van het aanpassen van een overzicht volgt, anders dan door klager is betoogd, niet uit de inhoud van de pleitnota van verweerster. Op grond van het voorgaande wordt dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. H. van Heemstra, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. W.B. Kok is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 25 april 2022