Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:174

Zaaknummer

220233

Inhoudsindicatie

Art. 13 beklag. Klager heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij het niet eens is met de beslissing van de deken. Het hof verklaart het beklag ongegrond. Klager moet er rekening mee houden dat een volgend beklag, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal worden gesteld.

Uitspraak

 

Belissing van 16 december 2022

in de zaak 220233

                                    

naar aanleiding van het beklag van:

 

klager

tegen:

de deken

 

 

 

1 HET BEKLAG

 

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 6 juli 2022. Klager heeft een beklag d.d. 1 augustus 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1 Het beklag is op 2 augustus 2022 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier het verweerschrift van de deken van 11 oktober 2022. Op het verweer heeft klager niet meer gereageerd.

 

2.2 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

 

3 FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

 

3.1 Op 1 januari 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om aanwijzing van een advocaat. Klager heeft ter onderbouwing aangevoerd dat hij een procedure aanhangig wenst te maken tegen de heer B. (hierna: B.). Klager wenst schadevergoeding te ontvangen voor schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van onbehoorlijke taakvervulling door B. als (indirect) bestuurder van Autobedrijf B. (hierna: het autobedrijf).

3.2 In verband met dit verzoek heeft de deken herhaaldelijk klager om nadere informatie verzocht. Verweerder heeft in reactie hierop in februari, maart, april en juni 2022 nadere informatie aangeleverd.

3.3 Uit het verzoek en de door klager aangeleverde informatie blijkt het volgende. Op 7 maart 2008 heeft klager een auto gekocht voor gebruik als taxi. Op 12 juni 2009 heeft het autobedrijf in opdracht van klager de dynamo van de auto vastgezet. Het autobedrijf heeft in de periode daarna diverse onderhoudsbeurten en reparaties aan de auto verricht. Klager bleef echter problemen ondervinden met de auto. Klager heeft hierop zijn toenmalige advocaat een procedure laten starten tegen het autobedrijf. Bij vonnis van 28 december 2016 is klager door de rechtbank Amsterdam in het gelijk gesteld. Bij arrest van 18 december 2018 heeft het gerechtshof Amsterdam dit vonnis vernietigd en de vorderingen alsnog afgewezen. Klager wenst B. in privé aansprakelijk te stellen als (indirect dan wel feitelijk) bestuurder van het autobedrijf.

 

3.4 De deken heeft op basis van de door klager verstrekte informatie geconcludeerd dat uit het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 december 2018 volgt dat het autobedrijf niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn zorgplicht. De deken heeft daarom aan klager verzocht duidelijk te maken op welke grond hij B. in zijn hoedanigheid van bestuurder van het autobedrijf aansprakelijk wenst te stellen. Uit de beantwoording door klager heeft de deken geconcludeerd dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die grond kunnen bieden voor een oordeel dat B. jegens klager onrechtmatig heeft gehandeld. De deken is daarom van oordeel dat het starten van een procedure tegen B. geen redelijke kans van slagen heeft en wijst daarom het verzoek tot aanwijzing van een advocaat af.

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

4.1 Klager voert in het door hem ingediende beklag het volgende aan. Klager stelt dat om resultaat te boeken in de letselschadezaak eerst het voertuig dient te worden teruggegeven aan de verkoper. Klager stelt dat dit onmogelijk wordt gemaakt door de deken. Daarnaast stelt klager dat zijn toenmalige advocaat een beroepsfout heeft gemaakt en dat hij haar daarvoor aansprakelijk heeft gesteld.

 

Verweer deken

4.2 De deken verweert zich als volgt. De grond voor het beklag is volgens de deken volstrekt onduidelijk en ongemotiveerd. Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

 

Toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

​​​​​​​4.4 Het hof beoordeelt het door klager ingediende beklag als volgt. De deken heeft – kort samengevat – geoordeeld dat een procedure tegen B. in privé als (indirect) bestuurder van de vennootschap geen redelijke kans van slagen heeft en heeft het aanwijzingsverzoek daarom afgewezen. Ter onderbouwing van zijn beklag heeft klager niet duidelijk gemaakt waarom hij het niet eens is met deze beslissing en de motivering daarvan. Klager heeft evenmin alsnog informatie aangeleverd die ter onderbouwing kan dienen op grond waarvan B. in privé onrechtmatig jegens hem zou hebben gehandeld. Het hof constateert dat hetgeen klager heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn beklag betrekking lijkt te hebben op een andere procedure dan waarvoor hij de deken om aanwijzing van een advocaat heeft verzocht. Het beklag sluit daardoor in het geheel niet aan op de beslissing van de deken. Het beklag zal gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard.

 

​​​​​​​4.5 Het hof wijst aanvullend op het volgende. Klager heeft reeds meermalen verzoeken tot aanwijzing van een advocaat ingediend in verband met dezelfde of aanverwante kwesties. Zo heeft verweerder bij de deken in het arrondissement Amsterdam eerder reeds zeven maal een aanwijzingsverzoek ingediend. Al deze verzoeken zijn door de deken afgewezen. Inmiddels is dit het derde beklag van klager gericht tegen een afwijzende beslissing van de deken. In dit verband wijst het hof ter illustratie op de beslissingen met zaaknummer 220001 (ECLI:NL:TAHVD:2022:57) en zaaknummer 220147 (ECLI:NL:TAHVD:2022:143). Deze beklagen zijn respectievelijk afgewezen en niet-ontvankelijk verklaard. Nu klager blijft volharden in het indienen van (kansloze) beklagschriften over – of aanverwant aan – dezelfde kwestie, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van enig (aanwijzings)verzoek door de deken, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen. Klager dient er daarbij eveneens rekening mee te houden dat een volgend aanwijzingsverzoek om dezelfde reden door de deken buiten behandeling zal worden gesteld.

 

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

5.1       verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 6 juli 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022 .

 

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 16 december 2022.