Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:339

Zaaknummer

22-566/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 oktober 2022 in de zaak 22-566/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 12 juli 2022 met kenmerk Z 1559479, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Op 6 januari 2021 is klager aangezegd zijn woning binnen twee weken te ontruimen en binnen twee dagen een bedrag van € 5.703,86 te voldoen. Voor die tijd zijn er verschillende beschikkingen door de rechtbank gewezen met betrekking tot de huurachterstand. 1.2 In deze kwestie gaat het om de hoogte van de beslagvrije voet. Klager is het oneens met de door GGN (een incassobureau en deurwaarderkantoor) vastgestelde beslagvrije voet. In dat kader heeft klager verweerster benaderd. 1.3 Op 9 juli 2021 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd waarin zij de afspraken die zij met klager maakte naar aanleiding van de intake heeft vastgelegd. In die e-mail staat onder andere:

“U wenst de vordering alsmede het gelegde beslag aan te vechten, omdat u stelt niet te kunnen rondkomen van de beslagvrije voet. Om uw dossier te beoordelen en verder in behandeling te kunnen nemen ontvang ik graag de volgende stukken: (…)”

1.4 Op 21 juli 2021 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met in de bijlagen onder andere een opdrachtbevestiging en een factuur voor de eigen bijdrage. In de opdrachtbevestiging heeft zij onder meer opgenomen:

“Te verrichten werkzaamheden

Wij spraken af dat ik u zal bijstaan om de vordering alsmede het gelegde beslag aan te vechten. Tenslotte dank ik u voor het in mij gestelde vertrouwen. Ik kan niet garanderen dat ik het door u gewenste resultaat zal bereiken maar ik zal natuurlijk mijn uiterste inspanningen verrichten om tot een goed resultaat voor u te komen.”

1.5 Op 28 juli 2021 heeft verweerster klager per e-mail geïnformeerd over de haalbaarheid van zijn zaak na bestudering van de stukken en overleg met de deurwaarder. Zij geeft in die e-mail aan dat ze geen mogelijkheid ziet het vonnis aan te vechten en dat klager de vordering dus moet voldoen, dat ze op dezelfde beslagvrije voet uitkomt als de deurwaarder en de hardheidsclausule hem niet kan helpen. Ze geeft aan dat het enige dat hem zou kunnen helpen is als er bewijs is – onderbouwd met documenten – dat hij schulden heeft waar nog geen rekening mee is gehouden. 1.6 Op 13 augustus 2021 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd waarin hij zijn uitgaven/schulden opsomt. 1.7 Op 10 september 2021 heeft verweerster klager een brief gestuurd waarin zij aangeeft dat ze zijn stukken heeft bestudeerd en opnieuw door de rekenmodule heeft gehaald maar opnieuw uitkomt op hetzelfde bedrag als de deurwaarder. Ze geeft aan dat de deurwaarder de juiste maatstaf heeft gehanteerd om tot de hoogte van de beslagvrije voet te komen. 1.8 Op 21 oktober 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door hem toe te zeggen dat zij de kwestie tussen hem en GGN in orde zou maken maar dat er sinds juli geen voortgang meer in het gebeuren zit.

3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht het volgende verweer gevoerd. Na het horen van het verhaal van klager heeft zij hem toegezegd te willen bijstaan in de kwestie tegen GGN, door, als zou blijken dat GGN een verkeerde berekening zou hebben gemaakt, ervoor zorg te dragen dat de berekening opnieuw werd gedaan. Nadat de eigen bijdrage was betaald, heeft zij stukken opgevraagd bij GGN en geconcludeerd dat GGN geen foute berekening had gemaakt. Nadat zij klager aan de telefoon had gehad om dit te bespreken, heeft ze hem aangegeven dat als het anders was hij met stukken ter onderbouwing moest komen omdat de bewijslast bij klager lag. Pas op 13 augustus 2021 heeft klager nadere stukken gestuurd die volgens hem tot een andere berekening zouden moeten leiden. Die stukken heeft zij opnieuw bestudeerd en die stukken hebben niet tot een andere uitkomst geleid. Dit heeft zij aan klager uitgelegd en daarbij ook vermeld dat hij een second opinion kon vragen. Verweerster is van mening dat zij niet klachtwaardig heeft gehandeld.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). Klager verwijt verweerster dat zij hem heeft toegezegd om de kwestie tussen hem en GGN in orde zou maken, maar dat er geen voortgang is deze zaak zit. De voorzitter overweegt hierover als volgt. In de opdrachtbevestiging van 21 juli 2021 heeft verweerster aan klager geschreven dat zij niet kan garanderen dat zij het door klager gewenste resultaat zal bereiken maar dat zij uiterste inspanningen zal verrichten om tot een goed resultaat voor klager te komen. Vervolgens heeft verweerster bij e-mail van 28 juli 2021 en - na toezending van nadere stukken door klager - bij e-mail van 10 september 2021 gemotiveerd en tijdig aan klager laten weten dat zij geen mogelijkheid ziet om het vonnis aan te vechten. De voorzitter is van oordeel dat op grond van deze stukken niet is gebleken dat er door verweerster toezeggingen over te behalen resultaten zijn gedaan. Dat blijkt ook niet uit de andere stukken in het klachtdossier. Dat betekent dat het verwijt van klager niet is komen vast te staan. De klacht zal daarom kennelijk ongegrond worden verklaard.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.

Griffier                                                                                  Voorzitter Verzonden d.d. 3 oktober 2022