Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:329

Zaaknummer

21-962/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 februari 2022 in de zaak 21-962/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken), gedagtekend 30 maart 2021 met kenmerk Z 1276480/LF/SD, door de raad ontvangen op 1 december 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de echtscheidingsprocedure met klager. 1.2 Op 30 augustus 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, het gebruik van de echtelijke woning toebedeeld aan de ex-echtgenote van klager. 1.3 Op 25 oktober 2019 hebben klager, zijn ex-echtgenote en verweerder het echtscheidingsconvenant ondertekend. 1.4 Op 13 december 2019 is de echtscheiding uitgesproken door de rechtbank Midden Nederland, locatie Lelystad.

Op 6 november 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij zijn mondelinge toezegging dat klager de verkoopbonnen zou krijgen van de verkoop - door de cliënte van verweerder - van een aantal horloges dat onderdeel was van de boedel, niet is nagekomen.

3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende aangevoerd. Verweerder heeft een transparant overzicht aan klager gezonden en daarbij uitgelegd hoe het met de verkoop van de horloges is gegaan. Klager heeft de helft van de opbrengst van de horloges ontvangen. Bij de verkoop van de horloges heeft zijn cliënte geen bonnetjes ontvangen. Verweerder heeft geen stukken gezien waaruit blijkt dat de horloges meer waard zijn.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden. 4.2 De voorzitter stelt vast dat verweerder bij e-mail van 3 december 2020 aan klager heeft geschreven dat hij zijn cliënte heeft gevraagd om een overzicht op te stellen met alle posten die reeds verrekend zijn en die nog verrekend en verdeeld moeten worden. Bij e mail van 4 maart 2020 heeft verweerder zo’n overzicht (waarop onder meer de horloges staan) aan klager gestuurd. Klager stelt dat verweerder hem heeft beloofd dat klager ook de verkoopbonnen met betrekking tot een aantal horloges zou krijgen. De voorzitter is van oordeel dat op grond van het dossier niet is gebleken dat verweerder deze toezegging heeft gedaan. Daarom kan de voorzitter ook niet vaststellen dat verweerder een toezegging heeft gedaan die hij niet is nagekomen, zoals hem door klager wordt verweten. Nu de feiten die klager aan dit verwijt ten grondslag legt niet vast zijn komen te staan, zal de klacht kennelijk ongegrond worden verklaard.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022.

Griffier                                                                                              Voorzitter Verzonden d.d. 14 februari 2022