Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:178

Zaaknummer

22-890/DB/LI

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen partner van het advocatenkantoor waar de advocaat van de wederpartij werkzaam is kennelijk ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van de functie van partner zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 22 december 2022

in de zaak 22-890/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over:

 

verweerder

 

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 10 november 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 10 november 2022 met kenmerk K22-063, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8 en van de volgende nagekomen stukken:

de e-mail van verweerder d.d. 24 november 2022 met bijlagen; de e-mail van klaagster d.d. 28 november 2022 te 16.41 uur en de e-mail van klaagster d.d. 28 november 2022 te 17.37 uur met bijlagen.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1       Verweerder is partner bij het kantoor S Advocaten. Mr. K is als advocaat werkzaam bij het kantoor S Advocaten. Mr. K heeft in opdracht van zijn cliënte, een onderneming gevestigd te Kroatië, een incassozaak tegen klaagster opgestart. Klaagster is het niet eens met de vordering.

1.2       Op 11 juni 2022 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken. Op diezelfde datum heeft klaagster eveneens klachten ingediend tegen verweerders kantoorgenoten mr. K en mr. B.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

Verweerder maakt zich als partner van het kantoor S Advocaten schuldig aan oplichting, afpersing en deelname aan een criminele organisatie. Verweerder moet weet hebben van de Afdeling Team Parkeren alsmede dat zijn kantoor op grote schaal schade vordert die zijn cliënte niet heeft geleden.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van partner van het kantoor S Advocaten. De voorzitter overweegt dat het in de Advocatenwet geregelde tuchtrecht  betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten en  een behoorlijke beroepsuitoefening beoogt te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien die advocaat zich bij de vervulling van diens andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.

4.2 Klaagster heeft de vordering die mr. K namens zijn cliënte bij klaagster probeert te incasseren betwist. Vast staat dat verweerder geen inhoudelijke bemoeienis heeft gehad met de behandeling van dit incassodossier. De voorzitter overweegt dat een advocaat enkel tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn eigen optreden. Verweerder kan derhalve niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop mr. K het incassodossier heeft behandeld.

4.3 Klaagster is het niet eens met de vordering die mr. K namens zijn cliënte bij klager probeert te incasseren, maar dat betekent nog niet dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen waarvoor verweerder in zijn hoedanigheid van partner van het kantoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of verweerder weet had van het “Team Parkeren”.

4.4 Voor de juistheid van de ernstige, en uitdrukkelijk door verweerder weersproken, verwijten dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, afpersing en deelname aan een criminele organisatie heeft de voorzitter in het dossier geen enkel aanknopingspunt gevonden.

4.5       Nu niet is gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van de functie van partner zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd, zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.  

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden op: 22 december 2022