Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:326

Zaaknummer

21-950/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen een deken. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 december 2022 in de zaak 21-950/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 februari 2022 op de klacht van:

klager oververweerder mr. P. Hanenberg, in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 20 april 2021 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. In de beslissing van 10 mei 2021 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht van klager voor onderzoek verwezen naar de deken. Op 12 mei 2021 is deze beslissing door de griffie van het Hof van Discipline aan de deken gestuurd voor nader onderzoek. 1.2 Op 25 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1424906/HH/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 14 februari 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 14 februari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 31 oktober 2022. Daarbij waren klager en verweerder niet aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. De deken heeft onrechtmatig gehandeld omdat hij in strijd met de Advocatenwet de klacht niet direct aan de Raad van Discipline heeft doorgestuurd. Klager is door het handelen van verweerder in zijn belangen geschaad. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De verzetgronden berusten op de opvatting dat een deken een klacht onmiddellijk aan de raad dient door te sturen als de klager daarom verzoekt, ook in het geval dat de deken zijn onderzoek nog niet heeft afgerond. Die opvatting is naar het oordeel van de raad onjuist. Volgens het bepaalde in artikel 46c tweede en derde lid Advocatenwet brengt de deken een klacht pas ter kennis van de raad nadat hij een onderzoek naar die klacht heeft ingesteld. Dit volgt ook uit de wetsgeschiedenis. Bij Wet van 1 oktober 2014 (stb. 2014, 354) is de Advocatenwet gewijzigd. De memorie van toelichting (Kamerstukken II 2009/2010, 32382, nr. 3, p. 31 e.v.) bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet houdt met betrekking tot de wijziging van artikel 46e Advocatenwet het volgende in:

“Deze wijziging verduidelijkt dat de deken altijd een klacht moet onderzoeken alvorens deze aan de raad van discipline ter kennis te brengen, ook in het geval de klager de deken om onmiddellijke doorzending verzoekt en ook in het geval de deken een minnelijke schikking ongewenst of onmogelijk acht. Het onderzoek komt een zinvolle behandeling van de zaak door de raad van discipline ten goede. In de praktijk blijkt dat de huidige tekst van het eerste lid bij met name klagers soms het misverstand oproept dat de deken een klacht niet zou mogen onderzoeken als de klager om directe doorzending aan de raad van discipline verzoekt. Ook met betrekking tot het tweede lid kan dit misverstand rijzen. Om deze misverstanden te vermijden wordt de tekst van deze leden aangepast”.

4.3 Mede gelet op het voorgaande is de raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en M.H. Pluymen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.

Griffier                                                                 Voorzitter   Verzonden d.d. 19 december 2022