Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-12-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:332
Zaaknummer
21-809/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 december 2022 in de zaak 21-809/AL/GLD naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 januari 2022 op de klacht van:
klager enklaagster hierna te noemen: klagers oververweerder voorheen advocaat te [plaats] 1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 25 mei 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 8 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 20/85 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 10 januari 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. 1.4 Op 9 februari 2022 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 3 oktober 2022. Daarbij waren klaagster met haar gemachtigde en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet zijn genoemd in het verzetschrift en op de zitting en houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: - Verweerder heeft zich niet gehouden aan zijn onderzoeksplicht. - Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld met betrekking tot de vertegenwoordiging van de wederpartij. - Verweerder heeft excessief gedeclareerd. - Verweerder heeft in een telefoongesprek met klager essentiële kennis over de wederpartij niet met klager gedeeld. - Klachtonderdeel b) is wel ontvankelijk omdat de portee van het advies van verweerder pas duidelijk werd bij de sluiting van het dossier op 23 december 2018. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 Klagers hebben met betrekking tot klachtonderdeel b) ter zitting aangevoerd dat de portee van het door verweerder op 28 december 2016 gegeven advies pas duidelijk werd bij de sluiting van het dossier op 23 december 2018, welke datum volgens klagers binnen de klachttermijn valt. De raad begrijpt dat klagers hiermee een beroep doen op de uitzonderingsbepaling van artikel 46g lid 2 Advocatenwet. De raad volgt klagers hierin niet. Op grond van de stukken is niet gebleken dat de gevolgen van dit advies redelijkerwijs pas op deze datum aan klagers bekend zijn geworden. Bovendien zou de termijn van artikel 46g lid 2 Advocatenwet ook zijn overschreden als wel van de door klagers genoemde datum wordt uitgegaan. Klagers hebben immers pas op 25 mei 2020 hun klacht bij de deken ingediend en dat is (ruim) meer dan een jaar na de door klagers genoemde datum. 4.3 De raad is van oordeel dat ook de andere door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden. 4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. Aan het in het verzetschrift genoemde verzoek van klagers om klagers, verweerder en mr. Z. als getuigen te horen, zal de raad geen gevolg geven. Klagers en verweerder hebben op de zitting van de raad een verklaring kunnen afleggen en de raad ziet voorts niet in op welke wijze het horen als getuige van mr Z. tot een ander oordeel van het verzet zou kunnen leiden. 4.5 Gelet op het voorgaande zal de raad het verzet ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 19 december 2022