Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-12-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2022:218
Zaaknummer
22-834/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke kwestie gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 14 december 2022 in de zaak 22-834/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van met kenmerk K057 2022 ia/jh, door de raad ontvangen op 12 oktober 2022, en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel).
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft met zijn ex-partner (hierna: de vrouw) een minderjarige dochter. 1.2 Verweerster is de advocaat van de vrouw. 1.3 Klager en de vrouw hebben geprocedeerd over de omgang met en de zorg voor de dochter. 1.4 Op 15 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter een voorlopige co-ouderschapregeling vastgesteld. 1.5 In de bodemprocedure heeft op 18 februari 2022 een zitting via videoverbinding plaatsgevonden. Verweerster heeft tijdens de zitting gebruik gemaakt van pleitaantekeningen die onderdeel vormen van het klachtdossier. De laatste alinea van de pleitaantekeningen luidt als volgt: “De vrouw is bereid om met het bovenstaande inkomen van de man genoegen te nemen, onder de voorwaarde dat de man geen aanspraak zal maken op de kinderbijslag en/of het kindgebondenbudget. Het is volstrekt duidelijk dat de man buiten deze inkomsten andere inkomsten heeft. De man is in staat geweest om een splinternieuwe VW Touran aan te schaffen om daarmee taxiritten te rijden. Op die auto is geen financiering afgesloten. De man heeft de aankoop contant betaald.” 1.6 Klager heeft tijdens de zitting heimelijk geluidsopnames gemaakt. 1.7 In de beschikking van 25 maart 2022 heeft de rechtbank een regeling voor co-ouderschap vastgesteld en daarnaast aan klager de verplichting opgelegd tot het betalen van kinderalimentatie. 1.8 Op 10 maart 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij onbetamelijk heeft gehandeld tijdens een digitale zitting op 18 februari 2022. Klager stelt het volgende: “[Verweerster] uitte samengevat tijdens de zitting het volgende aan mijn adres: Gebruik van antidepressiva en stapt met (…) (dochter van partijen) in de auto. Stapt met drank samen met [dochter] in de auto. Ik ben volstrekt onbetrouwbaar, vertoont grillig gedrag. Opa en Oma worden als ruziezoekers afgestempeld (zeer vreemd ze zorgen al 4 jaar lang gemiddeld 2 dagen per week voor [dochter] zonder problemen) Mijn jongste broer (…) wordt erbij gehaald ze beschuldigt hem van poging tot wurging van zijn ex-vriendin. ([verweerster] pleegt nu belangenverstrengelingen met ernstige vooroordelen doordat ze dit heeft toegepast, ze is namelijk per 25-02-2022 de ex-vriendin van mijn broer (…) gaan bijstaan ter relatie beëindiging ook hier graag u oordeel. Mijn autistische broer (…) van 34 wordt erbij gehaald deze zorgt voor spanningen bij opa en oma van [dochter] en daardoor kan [dochter] beter niet daar meer komen. Er zouden zwarte geldstromen zijn waar ik een splinternieuwe VW Touran van € 50.000 mee hebt aangeschaft zonder financiering. Als onderbouwing gaf ze mijn € 6500 jaarinkomen 2020 (in relatie met [de vrouw]). In werkelijkheid kwam dit door Corona met een slecht contract waardoor ik geen inkomen meer had (school chauffeur). Doordat we financieel partners waren kon ik geen uitkering aanvragen. Maar nu komt het: als ik de kinderbijslag (is nu gesplitst) en het kindgebondenbudget geheel" aan mijn ex laat praten we nergens meer over.” 2.2 Klager heeft zijn klacht onderbouwd met een geluidsopname van de zitting op 18 februari 2022.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. 4.2 De voorzitter stelt voorop dat zij de geluidsopname niet heeft beluisterd. Klager heeft niet kenbaar gemaakt op welk moment verweerster uitspraken heeft gedaan die volgens klager klachtwaardig zijn. Het kan niet van de tuchtrechter worden gevraagd om dat in een geluidsfragment van bijna een uur zelf vast te stellen. Daarnaast heeft de voorzitter kennis kunnen nemen van de pleitaantekeningen van verweerster. 4.3 Op grond van die pleitaantekeningen van verweerster stelt de voorzitter vast dat verweerster tijdens de zitting op 18 februari 2022 namens de vrouw zorgen over de veiligheid van de dochter bij klager en bij de ouders van klager onder de aandacht van de rechter heeft gebracht. Om de twijfel over de veiligheid van de dochter te onderbouwen heeft verweerster informatie gegeven over de familie van klager; verweerster heeft beschreven dat de ouders van klager ruzie maken, dat de relatie van de ene broer van klager beëindigd is na een geweldsincident en dat de familie zorgen heeft vanwege de andere gehandicapte broer van klager. Verweerster heeft deze informatie van de vrouw ontvangen. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster uitgaan van de juistheid van de informatie die zij van de vrouw ontving. In zoverre is daarom geen sprake van onbetamelijk handelen. 4.4 De voorzitter begrijpt dat het voor klager onplezierig moet om op een zitting te worden geconfronteerd met de stelling dat getwijfeld moet worden aan de veiligheid van de dochter wanneer zij bij klager en zijn familie is, doordat gevoelige informatie over zijn familie wordt gedeeld. In de context van het standpunt van de vrouw was de informatie echter noodzakelijk en klager heeft op de zitting verweer kunnen voeren tegen de stellingen van de vrouw. Daar komt bij dat onwelgevallige uitlatingen van een wederpartij niet zonder meer ontoelaatbaar zijn. Daarvan is pas sprake als uitlatingen apert onjuist, zeer kwetsend of neerbuigend zijn of wanneer deze in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Hiervan is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. De klacht is in zoverre ook kennelijk ongegrond. 4.5 De voorzitter begrijpt dat klager stelt dat zijn belangen worden geschaad, omdat verweerster optreedt voor de vrouw, maar ook voor de ex-partner van de broer van klager. Verweerster heeft erkend dat zij enige tijd na de zitting op 18 februari 2022 advocaat is geworden van de ex-partner van de broer van klager, maar betwist dat sprake is van belangenverstrengeling. Verweerster heeft erop gewezen dat klager en zijn broer (ook) worden bijgestaan door dezelfde advocaat. 4.6 De voorzitter overweegt dat de zaak van de vrouw tegen klager een andere is dan die van de broer van klager tegen diens ex-partner. Het is verweerster in beginsel niet verboden om in beide zaken op te treden. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond. Klager is verder niet belanghebbend in de zaak van zijn broer tegen diens ex-partner en in zoverre is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. 4.7 Klager heeft bezwaar tegen de uitlatingen van verweerster over de aanschaf van een auto. Verweerster heeft aangevoerd dat de vrouw haar heeft laten weten dat klager van zwart geld een auto had gekocht en contant afgerekend. Verweerster heeft dit onder de aandacht van de rechtbank gebracht in verband met het debat over de draagkracht van klager. Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerster vrij om deze informatie van de vrouw te delen met de rechtbank. Daar komt bij dat klager door de stelling over de auto en de zwarte inkomsten niet onevenredig in zijn belangen is geschaad. Klager heeft verweer kunnen voeren tegen de stelling over de zwarte inkomsten en, dat verweer in aanmerking genomen, achtte de rechtbank de zwarte inkomsten niet voldoende aangetoond. Deze zijn daarom niet zijn meegenomen bij het bepalen van de draagkracht van klager. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond. 4.8 De voorzitter begrijpt dat klager stelt dat verweerster hem onder druk heeft gezet om af te zien aan aanspraken op het kind gebonden budget en de kinderbijslag. 4.9 Verweerster heeft aangevoerd dat klager na de mondelinge behandeling aanvankelijk akkoord is gegaan met het voorstel uit de laatste alinea van haar pleitaantekeningen, maar dat hij de regeling later weer ter discussie heeft gesteld. Klager heeft zijn stelling in het licht van het verweer onvoldoende feitelijk onderbouwd en de klacht is ook in zoverre kennelijk ongegrond. 4.10 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom gedeeltelijke kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk zoals overwogen in 4.6 en voor het overige kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.