Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-12-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:172
Zaaknummer
210189
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Hoger beroep ongegrond. Verkorte bekrachtiging raadsbeslissing. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 12 december 2022
in de zaak 210189
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 17 mei 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 21-095/DH/DH). In deze beslissing is de klacht van klager gegrond verklaard ten aanzien van de klachtonderdelen a) en b). Klager is niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel e) en de klachtonderdelen c, d) en f) zijn ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten.
1.2 Deze beslissing is onder [ECLI:NL:TADRSGR:2021:73] op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 10 juni 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
de stukken van de raad; een aanvulling op het beroepschrift van klager; het verweerschrift van verweerder.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 31 oktober 2022. Daar zijn verschenen klager (via een videoverbinding) en verweerder, vergezeld door zijn gemachtigde.
3 FEITEN
3.1 In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) (…);
b) (…);
c) te verzwijgen dat hij officier van justitie in opleiding is, in dienst van het OM, terwijl klager hem daar tijdens het telefoongesprek van 24 juli 2017 expliciet over heeft bevraagd;
d) het verzwijgen van het hebben van tegenstrijdige belangen en/of het feit dat er sprake is van belangenverstrengeling omdat in de zaak van klager aangifte moet worden gedaan bij het OM waar verweerder als officier van justitie in opleiding in dienst is. Hierbij valt volgens klager niet uit te sluiten en/of kan verwacht worden, dat verweerder contacten heeft met medewerkers van het OM die hij kent en/of hem moeten beoordelen. Verweerder is in dienst van het OM en wiens brood men eet wiens woord men spreekt, aldus klager. Verweerder zou volgens klager aanwijzingen kunnen hebben gekregen van (zijn) superieuren bij het OM.
e) zonder toestemming van klager gebruik te maken van een dossier van een derde, te weten wijlen de moeder van klager, waarin klager optrad als gemachtigde;
f) fraude te plegen met het dossier van een derde, wijlen de moeder van klager, door valselijk te beweren dat het om een zaak van klager zou gaan en valselijk te beweren dat de zaak zou gaan over poging tot moord.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 bekrachtigt de beslissing van 17 mei 2021 van de Raad van Discipline in het ressort
Den Haag, gewezen onder nummer 21-095/DH/DH.
Deze beslissing is gewezen door mr. A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, mrs. A.E.M. Röttgering, J.W.M. Tromp, E.L. Pasma en F.C. van der Jagt-Vink , in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 12 december 2022 .