Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-11-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:160

Zaaknummer

220226

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Misbruik van (klacht)recht. De termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken op 16 juni 2022. Dit betekent dat klagers doel niet meer kan worden bereikt, zodat klager geen belang meer heeft bij zijn beklag. Verder is het hof met de deken van oordeel dat de procedure die klager had willen voeren als kansloos moet worden ingeschat.

Uitspraak

 

Beslissing van 21 november 2022

in de zaak 220226

                                     

naar aanleiding van het beklag van:

 

                                     

klager

                                     

 

tegen:

                                     

                                     

de deken

 

 

 

 

1 HET BEKLAG

 

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 25 mei 2022. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1 Het beklag is op 25 mei 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

het verweerschrift van de deken van 31 augustus 2022 met bijlagen; de reactie van klager van 3 september 2022 met bijlagen.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3 FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

 

3.1 Op 19 april 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen omdat hij een procedure wil instellen tegen zijn voormalig advocaat, mr. K.

3.2 In een brief van 22 april 2022 heeft de juridisch medewerker van de deken klager geïnformeerd over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een advocaat en is klager verzocht om nadere informatie te verstrekken over zijn zaak.

3.3 In meerdere e-mails van 22 april 2022 heeft klager gereageerd. Klager heeft onder meer aangegeven dat hij meerdere advocaten(kantoren) heeft benaderd, maar dat zij hem niet kunnen bijstaan. Verder heeft klager de achterliggende stukken van de zaak opgestuurd. Eén van de stukken betreft een vonnis van 16 maart 2022 van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. In het vonnis staat het volgende vermeld:

 

“(..) 2.1. Op 8 februari 2021 heeft [klager] [mr. K] in kort geding gedagvaard. In die dagvaarding heeft [klager] gevorderd dat [mr. K] zou worden veroordeeld om aan [klager] te betalen een hoofdsom van € 24.999,00, de wettelijke rente, alsmede de kosten van de procedure.

 

2.2. Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 26 april 2021 (zaaknummer 8954042 VV EXPL 21-1) heeft de kantonrechter, rechtdoende in kort geding, zich onbevoegd verklaard op de vordering van [klager] te beslissen met veroordeling van [klager] in de proceskosten. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.

(..)

 

3.1. [klager] vordert herroeping van het op 26 april 2021 in de zaak met zaaknummer 8954042 VV EXPL 21-1 gewezen vonnis (..)

 

4. De beoordeling

 

(..)

 

4.3. In dit geval heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard op de vordering van [klager] te beslissen. Beslissend daarvoor is de vaststelling dat het door [klager] gevorderde bedrag van € 24.999,00 deel uitmaakt van een veel hogere vordering, dat [klager] geen afstand heeft gedaan van het meerdere boven de € 25.000,00, alsmede dat [mr. K] de rechtstitel heeft betwist.

 

4.4. Ook als zou kunnen worden vastgesteld dat door de gemachtigde van [mr. K] tijdens de mondelinge behandeling bedrog/dwaling/valsheid in geschrifte is gepleegd, hetgeen door [mr. K] overigens gemotiveerd wordt weersproken, dan nog levert dit geen grond voor herroeping van het vonnis op, omdat de beslissing in kort geding daarop niet is gebaseerd.

 

4.5. Nu de gestelde grond voor herroeping ontbreekt, ziet de kantonrechter af van de heropening van het geding. De gevorderde herroeping en de overige vorderingen en/of verzoeken, waaronder ook de verzoeken 'het verzoek eerste aanleg 149 Rv eerste lid toe te wijzen en het vonnis 9 maart 2022 op de pauzerol te zetten' worden reeds daarom afgewezen. (..) ”.

 

3.4 Op 9 mei 2022 heeft de juridisch medewerker klager verzocht om zijn aanwijzingsverzoek nader aan te vullen, waarbij klager onder meer is gevraagd om een relevant aantal advocaten te benaderen en dat hij dit schriftelijk moet aantonen.

 

3.5 In meerdere e-mails van 9, 10, 11 en 12 mei 2022 heeft klager een groot aantal bijlagen toegestuurd, waaronder berichten van advocaten die hij heeft benaderd.

 

3.6 Op 17 mei 2022 heeft de juridisch medewerker klager aangegeven dat het haar inmiddels duidelijk is dat hij een vonnis van 26 april 2021 wil laten herroepen, maar dat de rechtbank dit verzoek bij vonnis van 16 maart 2022 heeft afgewezen. Aan klager is gevraagd om een toelichting te geven waarom hij denkt dat zijn hoger beroep kansrijk zal zijn. Hierbij is ook opgemerkt dat het zelden voorkomt dat een vonnis wordt herroepen en dat de rechtbank het herroepingsverzoek gemotiveerd heeft afgewezen.

 

​​​​​​​3.7 In een e-mail van 17 mei 2022 heeft klager als volgt gereageerd:

 

“(..) Verklaring Arboarts X , huisarts en Operatie verslag bewezen Letselschade. De door u genoemde Vonnis 16 maart 2022 . niet in Naam van de Koning Uitgesproken . ook niet betekend.

In Hoger Beroep kan toegewezen advocaat , het Hof verzoeken om gedaagde [mr. K] onder Ede te horen over handelen na intrekken machtiging. Op 31 maart 2009. Verjaring gestuit in 2014.2017/2022..

Voor 16 juni 2022 moet Hoger Beroep ingediend zijn . (..)”.

 

​​​​​​​3.8 In een brief van 25 mei 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat klager onvoldoende heeft aangetoond dat zijn hoger beroep een redelijke kans van slagen heeft. In de beslissing staat het volgende vermeld:

 

“(..) Kortgezegd wilt u hoger beroep instellen tegen een vonnis van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen d.d. 16 maart 2022. Op 8 februari 2021 heeft u mevrouw [mr. K] in kort geding gedagvaard. (..) Op 26 april 2021 heeft de kantonrechter, rechtdoende in kort geding, zich onbevoegd verklaard op uw vordering te beslissen. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan. In een nieuwe procedure bij de Rechtbank Gelderland vordert u herroeping van het vonnis d.d. 26 april 2021. U legt aan deze vordering ten grondslag dat [mr. K] bedrog, dwaling, alsmede valsheid in geschrifte heeft gepleegd in het kort geding in 2021. Op grond van artikel 382 Rv dient het vonnis d.d. 26 april 2021 volgens u te worden herroepen. In het vonnis van de kantonrechter d.d. 16 maart 2022 wordt uw vordering afgewezen.

 

Het oordeel van de deken dat de door u te starten procedure onvoldoende kansrijk is, is mede gebaseerd op het vonnis van de Rechtbank Gelderland d.d. 16 maart 2022. In dit vonnis heeft de kantonrechter onder andere het volgende geschreven:

“In dit geval heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard op de vordering van [klager] te beslissen. (…) Ook als zou kunnen worden vastgesteld dat door de gemachtigde van [mr. K] tijdens de mondelinge behandeling bedrog/dwaling/valsheid in geschrifte is gepleegd, hetgeen door [mr. K] overigens gemotiveerd wordt weersproken, dan nog levert dit geen grond voor herroeping van het vonnis op, omdat de beslissing in kort geding daarop niet is gebaseerd. Nu de gestelde grond voor heropening ontbreekt, zie de kantonrechter af van de heropening van het geding.”

(..)”.

 

3.9 De termijn om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de kantonrechter van 16 maart 2022 is verstreken op 16 juni 2022.

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

 

​​​​​​​4.1 Klager heeft het volgende in zijn beklag aangevoerd:  

 

“(..) Deken Orde Gelderland weigert onrechtmatig conform Advocaten Wet artikel 13 vierde lid. Na aanschrijven 30 Advocaten kantoren in Gelderland. Advocaat toe te wijzen Hoger Beroep v/s niet gemachtigde L S A advocaat mevrouw [mr. K], die conform Wetboek Strafrecht artikel 96 samenspande met gemachtigde [bedrijf] [mr. H]. Na terecht weigering Schikking op 31 maart 2009. Terecht intrekken machtiging mevrouw [mr. K] Op 31 maart 2009. Na 31 maart 2009 had slachtoffer Letselschade [bedrijf] geen proces vertegenwoordiger. Via Vonnis 10 februari 2009. Had slachtoffer Letselschade [klager] via getuigenverhoor causaal verband Letselschade volledig rechtens bewezen .met toewijzen daadwerkelijke opgelopen schade 1.300.000 Euro. [Mr. C] bevestigde dat Vonnis niet rechtens uitgevoerd was. Bewijs samenspannen niet gemachtigde [mr. K].

Met gemachtigde [bedrijf] [mr. H]. Afkomstig van [advocatenkantoor]. Indien verzoek getuigenverhoor [mr. Q] was toegewezen. Was gedaagde [mr. K] ook straf rechterlijk vervolgd, alsmede Gemachtigde [bedrijf] . [mr. H] en directeur [bedrijf] drs [S]. Met terecht vernietigen gedwongen VSO en toewijzen letselschade . 1.300.000 Euro Netto.

[Klager] verzoek vrijstelling rechtsbijstand advocaat Hoger Beroep. v/s niet gemachtigde mevrouw [mr. K]. En/of toewijzing advocaat voor 16 juni 2022.

Verklaring Arboarts onder Ede 7 januari 2007. Voldeed aan stelplicht 150.R v eerste lid. Dat schade door werkgever [bedrijf] veroorzaakt was en is. Kenjutsu wordt nog steeds sinds 2007 elke dag beoefend alsmede elke Week in de Dojo Sportschool [plaats]. verwijs naar verklaring maart 2009 en augustus 2021. Causaal verband Kenjutsu Nihil. Handelen gedaagde [mr. K] was met opzet beperken schade voor aansprakelijke werkgever [bedrijf]. Grondslag: alle collega en leidinggevende Monteurs waren lid van FNV. Waarvan alleen eerste Monteur [klager]

Vanaf 10 januari 1977 zwaar Fysiek werk zonder Hulp middelen uitvoerde (..)”.

 

Verweer deken

 

​​​​​​​4.2 De deken heeft – samengevat – als verweer gevoerd dat het aanwijzingsverzoek op goede gronden is afgewezen. De deken stelt dat klager er meermaals op is gewezen dat hij moet toelichten waarom hij denkt dat de hoger beroepsprocedure kansrijk zal zijn en dat hij onderbouwende stukken moet opsturen. Op basis van de door klager aangeleverde stukken is de deken tot de conclusie gekomen dat de door klager gewenste hoger beroepsprocedure onvoldoende kansrijk is en dat klager er niet in is geslaagd aan te tonen dat een andere uitkomst van het hoger beroep mogelijk zal zijn. Anders dan klager in zijn beklag stelt, is zijn verzoek om aanwijzing niet (alleen) afgewezen op de grond dat hij zich onvoldoende zou hebben ingespannen om zelf een deskundig advocaat te vinden. Het beklag moet dan ook ongegrond worden verklaard.

 

Toetsingskader

 

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

 

​​​​​​​4.4 Klager wenst aanwijzing van een advocaat om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de kantonrechter van 16 maart 2022. De termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken op 16 juni 2022. Dit betekent dat klagers doel niet meer kan worden bereikt, zodat klager in beginsel geen belang meer heeft bij zijn beklag. Inhoudelijk is het hof met de deken van oordeel dat de procedure die klager had willen voeren als kansloos moet worden ingeschat. Dit is een gegronde reden om het verzoek af te wijzen, wat de deken dan ook terecht heeft gedaan. De beklaggronden van klager (zoals weergegeven onder 4.1) zijn – voor zover deze door het hof al te volgen zijn – in ieder geval ontoereikend om hier anders tegenaan te kijken. De deken had dan ook gegronde redenen om het aanwijzingsverzoek van klager af te wijzen.

 

​​​​​​​4.5 Gelet op het voorgaande, wordt het beklag van klager ongegrond verklaard.

 

​​​​​​​4.6 Ten slotte overweegt het hof nog dit. Het hof is er ambtshalve mee bekend dat klager in de afgelopen jaren regelmatig klachten tegen dekens heeft ingediend (zaaknummers 160140, 160232, 180032, 180033, 190054, 210392 en 220030). In een brief van 3 februari 2022 van de plaatsvervangend voorzitter van het hof is klager het volgende medegedeeld: “(..) Zoals aan u is aangekondigd in de brief van 13 december 2018 en vervolgens ook is beslist in de beslissing van 12 maart 2019 heeft u een voorgeschiedenis van regelmatig en tevergeefs ingediende klachten over dekens van de Orde van Advocaten waardoor u misbruik maakt van het klachtrecht. Aan u is medegedeeld dat volgende klachten tegen dekens niet meer in behandeling worden genomen. (..)”.

 

4.7 Ook in door klager ingediende wrakingsverzoeken is overwogen dat klager misbruik heeft gemaakt van het wrakingsmiddel en dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen (zaaknummers 210030W (ECLI:NL:TAHVD:2021:181) en 220037W (ECLI:NL:TAHVD:2022:59)). Verder blijkt dat klager eerder artikel 13 beklagschriften heeft ingediend die door het hof ongegrond zijn verklaard: zaaknummers 160192 (ECLI:NL:TAHVD:2016:196), 180197 (ECLI:NL:TAHVD: 2018:230) en 210385 en 210390 (ECLI:NL:TAHVD:2022:75). Nu klager blijft volharden in het indienen van kansloze verzoeken en beklagschriften, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van een aanwijzingsverzoek door een deken, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 25 mei 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland ongegrond.

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. W.F. Boele en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022 .

 

 

                                                                                                                 

                                                                                                                                 

                                                                                                                 

 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

 

 

De beslissing is verzonden op 21 november 2022 .