Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:244

Zaaknummer

22-836/A/A

Inhoudsindicatie

Betreft kwaliteit van de dienstverlening. Niet gebleken dat de advocaat de belangen van klaagster bij de aanpak van de aanvraag schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd. Klacht kennelijk ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  5 december 2022 in de zaak 22-836/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 oktober 2020 met kenmerk 1926786, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een bezwaarprocedure tegen de belastingdienst. Verweerster heeft op 16 juni en 1 juli 2021 stukken ontvangen van de zaakbehandelaar van de uitvoeringsorganisatie herstel toeslagen (UHT). Verweerster heeft vervolgens namens klaagster een bezwaar ingediend tegen de compensatiebeschikking van de belastingdienst.  1.2    Verweerster heeft klaagster tevens bijgestaan in de kwestie betreffende de door klaagster geleden schade. Klaagster had reeds zelf een verzoek tot schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade ingediend. Dit verzoek zou pas nadat de definitieve compensatiebeschikking was gegeven, in behandeling worden genomen.  1.3    Verweerster heeft per email van 21 september 2021 een afschrift van de definitieve compensatiebeschikking aan de Commissie Werkelijke schade toegezonden en bericht dat klaagster het verzoek nog zou aanvullen. Klaagster en verweerster hebben vervolgens de aanvulling van het verzoek besproken, maar verschilden van inzicht over de aanpak. Verweerster schreef per email van 23 september 2021 onder meer het volgende aan klaagster: “(….) Ik heb je verteld dat ik denk dat als ik het verzoekformulier invul de kans groter is dat je schade wordt vergoed, omdat ik weet wat er wordt verwacht bij het concreet maken van de schade, en dat je die schade en het causaal verband met de onterecht teruggevorderde kinderopvangtoeslag aannemelijk moet maken. Jij hebt aangegeven dat je deze procedure toch zelf wil doen. We hebben ook afgesproken dat ik jouw mijn advies meegeef over de werkelijke schade en dat je zelf beslist wat je daarmee doet. Als je er nog vragen over hebt, stel die dan gerust. Er loopt nog een procedure, namelijk het bezwaar tegen het compensatiebesluit. Het bezwaar is al ingediend en als we worden uitgenodigd voor een hoorzitting gaan we daar samen heen. Je hebt bevestigd dat je wil dat ik voor deze procedure wel als jouw advocaat blijf optreden. (……) ”. Verweerster heeft vervolgens in deze email haar adviezen terzake de werkelijke schade gegeven.  1.4    Klaagster heeft op 3 oktober 2021 de opdracht aan verweerster beëindigd.  1.5    Op 12 mei 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.  a)    verweerster heeft de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig behartigd. Verweerster heeft niet de belangen van klaagster, maar juist de belangen van de belastingdienst (wederpartij van klaagster) behartigd; b)    verweerster heeft zonder dossier gewerkt

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Toetsingskader

4.1    De klacht heeft betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klaagster. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat  rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De tuchtrechter toetst daarom of de advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Van een advocaat als professioneel belangenbehartiger mag worden verwacht dat hij regie voert in de zaak die hij voor zijn cliënt behandelt. (vgl. Hof van Discipline 29 oktober 2019 ECLI:NL:TAHVD:2019:171 en Hof van Discipline 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020;80). 

    Beoordeling

    Ad onderdeel a)

4.2    Klaagster heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster dat zij de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, haar standpunt niet nader onderbouwd met concrete omstandigheden of bewijsstukken waaruit blijkt dat verweerster de belangen van klaagster niet heeft behartigd zoals van een zorgvuldig advocaat verwacht mag worden. Dat, zoals uit de overgelegde stukken blijkt, klaagster zich niet kon vinden in de door verweerster voorgestelde aanpak in de kwestie van de aanvraag schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade, betekent niet dat verweerster, zoals klaagster lijkt te veronderstellen, de belangen van de belastingdienst voorop stelde. Indien klaagster zich niet kon vinden in de aanpak van verweerster, lag het op haar weg om zich tot een andere advocaat te wenden, wat klaagster ook heeft gedaan. Op grond van de overgelegde stukken valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster valt te maken.

    Ad onderdeel b) 4.3    Ook ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht geldt dat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster valt te maken. Uit de door verweerster overgelegde stukken volgt dat verweerster van de uitvoeringsorganisatie herstel toeslagen (UHT) stukken heeft ontvangen, waarna zij namens klaagster een bezwaarschrift tegen de compensatiebeschikking heeft ingediend. Hieruit volgt dat de stelling van klaagster, dat verweerster zonder dossier namens klaagster een bezwaarschrift heeft ingediend, feitelijk onjuist is.   4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond  verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart: 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huijsmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2022

Griffier         Voorzitter 

Verzonden op: 5 december 2022