Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2022:212

Zaaknummer

22-800/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat die na een negatief cassatieadvies weigert om cassatie in te stellen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 december 2022 in de zaak 22-800/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 6 oktober 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K025 2022 ia/cw en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 (inhoudelijk) en 1 tot en met 10 (procedureel). 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager heeft een 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten met Stichting Bureau Beroepsziekten FNV (hierna: de Stichting). Klager wenst de vaststellingsovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling. Om te bepalen of het zinvol is een procedure tegen de Stichting te beginnen heeft klager een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor ingediend. 1.2    Bij beschikking van 12 juni 2019 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking. 1.3    Bij beschikking van 9 november 2021 heeft het gerechtshof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd met de motivering dat de voorgenomen vordering van klager geen kans van slagen had omdat deze was verjaard. De beschikking maakt onderdeel uit van het dossier. 1.4    Klager heeft de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 van de Advocatenwet voor het instellen van cassatie. 1.5    Op 4 februari 2022 heeft de deken verweerster aangewezen om cassatieadvies te geven. 1.6    Op 7 februari 2022 hebben klager en verweerster gecorrespondeerd over de door klager te betalen eigen bijdrage. Klager heeft deze eigen bijdrage op 8 februari 2022 omstreeks 11.00 uur betaald. 1.7    Bij e-mail van 8 februari 2022 om 21:34 uur heeft verweerster haar advies aan klager gezonden. Het advies maakt onderdeel uit van het klachtdossier. 1.8    Klager heeft daarop diezelfde dag aan verweerster laten weten dat hij haar advies niet kan volgen en dat zijns inziens sprake is van rechtsbelemmering. 1.9    Op 8 februari 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.  a)    Verweersters cassatieadvies is inhoudelijk onjuist. In het bijzonder is onjuist dat niet kan worden opgekomen tegen het oordeel van het gerechtshof dat klagers voorgenomen vordering was verjaard. Klager heeft de Stichting op 6 augustus 2013 aansprakelijk gesteld en de vordering is in 2014 en in 2017 gestuit. b)    Door het negatieve cassatieadvies wordt klager de toegang tot de Hoge Raad belemmerd. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Toetsingskader 4.1    De klacht ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerster. De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). Klachtonderdeel a) 4.2    Het verwijt is dat verweersters cassatieadvies inhoudelijk onjuist is. De voorzitter overweegt dat het cassatieadvies hem niet onjuist of onredelijk voorkomt. Verweerster heeft het advies uitgebreid gemotiveerd. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster goed uitgelegd dat een middel over verjaring geen kans van slagen heeft. Klager heeft (verder) geen, althans onvoldoende redenen of omstandigheden gesteld, waaruit blijkt dat het door verweerster gegeven advies onjuist is. Dat klager het er niet mee eens is, is daarvoor onvoldoende. Het advies voldoet verder aan de professionele standaard zoals deze geldt voor een advocaat. Voor zover klager stelt dat sprake is van een beroepsfout of het schenden van de zorgplicht, geldt dat hiervan geen sprake is. De voorzitter zal dit klachtonderdeel daarom kennelijk ongegrond verklaren.  Klachtonderdeel b) 4.3    Het verwijt is dat klagers toegang tot de Hoge raad wordt belemmerd door het negatieve cassatieadvies. De voorzitter overweegt dat verweerster een negatief cassatieadvies heeft gegeven en daarom geen cassatie voor klager heeft ingesteld. Gelet op artikel 7.6 van de Verordening op de Advocatuur is verweerster als cassatieadvocaat gehouden om eerst een cassatieadvies te geven. Het is verweerster niet toegestaan cassatie in te stellen in het geval zij geen kans van slagen ziet. Om die reden heeft de deken verweerster aangewezen om een cassatieadvies te geven en slechts in het geval van een positief advies ook daadwerkelijk cassatie in te stellen. Dat klager het niet eens is met dit systeem, maakt niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster is geen sprake. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond. 

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022.