Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:319

Zaaknummer

22-530/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk niet-ontvankelijk. Klager heeft verzaakt om zijn klachten over het optreden van verweerder in één keer voor te leggen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 september 2022 in de zaak 22-530/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 1 juli 2022 met kenmerk Z 1858041/FB/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 In een procedure bij de kantonrechter heeft klager van zijn voormalige werkgever (hierna: de werkgever) inkomens- en pensioenschade gevorderd. Bij vonnis van 28 februari 2020 heeft de kantonrechter de vordering van klager afgewezen omdat deze verjaard is. 1.2 Op 25 mei 2020 heeft klager bij het gerechtshof hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. Verweerder heeft klager bijgestaan in de hoger beroepsprocedure. 1.3 Op 5 september 2020 heeft klager verweerder per e-mail gevraagd om de memorie van grieven voor indiening ervan in te zien onder verwijzing naar stukken die hij eerder aan verweerder had toegezonden en die hij van belang achtte voor de grieven. Op 6 september 2020 heeft verweerder per e-mail de conceptversie van de grieven aan klager gestuurd en het concept telefonisch met klager besproken. Bij e-mail van diezelfde dag heeft klager gereageerd op het concept. Verweerder heeft klager daarop meegedeeld dat hij de opmerking van klager voor zover (juridisch relevant) zal verwerken. 1.4 Op 7 september 2020 heeft verweerder bij het gerechtshof de memorie van grieven ingediend. 1.5 Bij arrest van 28 september 2021 heeft het gerechtshof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. 1.6 Op 25 maart 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Klager heeft eerder, op 25 november 2021, bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Die klacht is geregistreerd onder nummer 22-153/AL/MN. Op die klacht is nog niet beslist.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door de memorie van grieven in te dienen zonder met klager te overleggen over de inhoud en zonder de instemming van klager.

3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. 4.2 Klager heeft op 25 november 2021 bij de deken een eerste klacht over verweerder ingediend. Die klacht ziet op hetzelfde feitencomplex als de onderhavige klacht. Klager heeft verzaakt om zijn klachten over het optreden van verweerder in één keer aan de deken, en daarmee aan de raad, voor te leggen. Alhoewel een concentratie van klachten geen algemeen geldend beginsel in het tuchtrecht is, mocht van klager worden verwacht dat hij efficiënt en op voor verweerder (en de raad) minst belastende wijze een klachtprocedure zou voeren. Klager heeft als reden voor het beginnen van deze tweede klachtprocedure (over hetzelfde feitencomplex) aangevoerd dat het gerechtshof pas op 4 april 2022 de memorie van grieven heeft vrijgegeven. Uit het klachtdossier volgt echter dat klager en verweerder op 5 en 6 september 2020 per e-mail over de memorie van grieven hebben gecorrespondeerd, waarna verweerder de memorie op de uiterste datum van 7 september 2020 heeft ingediend. Klager had verweerder dan ook na 7 september 2020 kunnen vragen om een kopie van de ingediende memorie van grieven en had dus al voor het indienen van de eerste klacht bekend kunnen zijn met die klacht die hij nu pas indient. Het te late klagen is naar het oordeel van de voorzitter dan ook niet verschoonbaar. Daarom zal de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 september 2022.

Griffier                                                                     Voorzitter Verzonden d.d. 19 september 2022