Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-11-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:242
Zaaknummer
22-519/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 november 2022 in de zaak 22-519/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 juli 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 27 september 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 28 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1527272/EJH/AS van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 25 juli 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, in beide onderdelen niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 2 augustus 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 31 oktober 2022. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2 De voorzitter is er ten onrechte van uitgegaan dat klager de stukken reeds omstreeks 14 februari 2018 en respectievelijk 3 april 2018 heeft ontvangen en dat hij erkent deze stukken te hebben ontvangen. De voorzitter laat achterwege dat er in die stukken veel informatie bewust achtergehouden is en klager zich nooit eerlijk heeft kunnen verdedigen. Pas na het ontvangen van het inspectierapport op 2 augustus 2021 bleek klager dat verweerster en de verhuurder bewust informatie hadden achtergehouden voor hem. Op 2 augustus 2021 is de vervaltermijn van drie jaar dan ook gaan lopen en heeft klager binnen die termijn, te weten op 27 september 2021, bij de deken een klacht ingediend over verweerster. Verder stelt klager dat ook al zou hij te laat zijn op grond van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet dan zou hij op z’n minst voldoen aan het gestelde in artikel 46g lid 2 Advocatenwet. 2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin voorzitter, mrs. D. Horeman en C.C. Horrevorts leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 november 2022