Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-11-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:153
Zaaknummer
220203
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijk artikel 13 beklag. Klager heeft weliswaar op tijd beklag ingesteld op 27 juni 2022, maar hij heeft zijn beklag niet binnen de beklagtermijn voorzien van gronden (motivering). Klager heeft de mogelijkheid gekregen om toe te lichten waarom hij zijn beklag niet binnen de termijn van een motivering heeft voorzien. Klager heeft enkel aangegeven dat hij vindt dat het hof eerst zijn klachten over het functioneren van het hof moet behandelen. Uit de stukken heeft het hof geen bijzondere omstandigheden kunnen afleiden waaruit blijkt dat het ontbreken van de motivering een gevolg is van overmacht. Ook is niet gebleken van andere omstandigheden die meebrengen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Nu klager niet op tijd de motivering van zijn beklag naar voren heeft gebracht, dient het beklag van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Uitspraak
Beslissing van 7 november 2022
in de zaak 220203
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 23 juni 2022. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 27 juni 2022 ontvangen door de griffie van het hof. Klager heeft hierin aangegeven dat de toelichting op zijn beklag nog volgt.
2.2 Verder bevat het dossier:
Een e-mail van de griffie van het hof van 10 augustus 2022, waarin klager onder meer is medegedeeld dat zijn zaak op basis van schriftelijke stukken in raadkamer wordt beoordeeld; twee e-mails van klager van 11 augustus 2022, waarin klager onder meer aangeeft dat hij een mondelinge behandeling wil; een e-mail van de griffie van het hof van 18 augustus 2022, waarin klager is medegedeeld dat het hof de toelichting op het beklag niet heeft ontvangen en de beklagtermijn is inmiddels verstreken. Aan klager is medegedeeld dat eerst de ontvankelijkheid van zijn beklag zal worden beoordeeld en dat klager twee weken de tijd krijgt om te reageren. Veder is klager medegedeeld dat het hof geen reden ziet voor een mondelinge behandeling, waarbij klager is gewezen op artikel 5.8 van het procesreglement van het hof; een e-mail van klager van 12 september 2022, waarin hij vraagt om het klachtenreglement van het hof en een verruiming van de reactietermijn; een e-mail van de griffie van het hof van 12 september 2022, waarin de griffie aangeeft dat klager geen toelichting heeft gegeven en nog eenmalig een verlenging krijgt tot 14 september 2022. Verder heeft de griffie klager verwezen naar het klachtenreglement op de website van het hof; de reactie van klager van 13 september 2022 met bijlagen; het verweerschrift van de nieuwe deken, mr. S., van 19 september 2022 met bijlagen.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2.4 De e-mails van klager – inhoudende zijn reacties op de e-mails van de stafmedewerker van de deken – zijn onder de feiten in hoofdstuk 3 niet uitgewerkt, omdat zijn reacties inhoudelijk niet bij het hof bekend zijn. Deze reacties zijn in dit stadium ook niet van belang, omdat het hof zich in deze beslissing enkel uitlaat over de ontvankelijkheid van het beklag en het beklag nog niet inhoudelijk beoordeelt.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 14 mei 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen in verband met de herverdeling van een nalatenschap op grond van artikel 4:3 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Klager heeft daarbij gemeld dat er al een procedure bij de rechtbank Amsterdam loopt.
3.2 In een e-mail van 17 mei 2022 heeft de stafmedewerker van de deken klager geïnformeerd over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een advocaat en klager gevraagd om nadere informatie over wat de status is van de lopende procedure.
3.3 In een e-mail van 24 mei 2022 geeft de stafmedewerker aan dat zij begrijpt dat er nog geen procedure loopt en dat klager een advocaat aangewezen wil krijgen om het testamentair bewind op te heffen. De stafmedewerker heeft klager verzocht om een kopie van het testament en de naam van de testamentair bewindvoerder.
3.4 Klager heeft op 25 mei 2022 gereageerd.
3.5 In een e-mail van 25 mei 2022 bericht de stafmedewerker klager het volgende:
“(..) Als ik het goed begrijp, bent u van mening dat er een persoon is die van rechtswege onwaardig is om voordeel uit de nalatenschap te trekken op grond van artikel 4:3 lid 1 BW. Op grond van artikel 4:3 lid 2 BW kan de rechter (in het geval de goederen om niet zijn verkregen) aan de rechthebbende en ten laste van degene die daardoor voordeel heeft genoten, een naar billijkheid te bepalen vergoeding toekennen. Als ik het goed begrijp, wenst u aanspraak te maken op een billijke vergoeding. Gezien het voorgaande heb ik nog de volgende vragen voor u.
1. Graag verneem ik de naam van de persoon die een erfenis heeft nagelaten.
2. Graag ontvang ik een kopie van het testament van de persoon die een erfenis heeft nagelaten.
3. Graag verneem ik de naam en de woonplaats van de persoon die volgens u onwaardig is om voordeel uit de nalatenschap te trekken.
4. In artikel 4:3 lid 1 onder a t/m e BW staan vijf gronden wanneer sprake is van onwaardig voordeel trekken uit de nalatenschap. Graag verneem ik van u welke grond in dit geval van toepassing is en waarom.
5. Graag verneem ik welke goederen de vermeende onwaardige persoon heeft verkregen uit de erfenis. Ik ontvang ook graag bewijs van het feit dat deze persoon deze goederen heeft verkregen.
6. Graag verneem ik de hoogte van de billijke vergoeding waarop u aanspraak zou willen maken en verzoek ik u dit nader te onderbouwen (..)”.
3.6 Klager heeft op 27 en 29 mei 2022 gereageerd.
3.7 In een e-mail van 30 mei 2022 geeft de stafmedewerker aan dat klager nog geen antwoord heeft gegeven op haar vragen en dat het op dit moment onvoldoende duidelijk is waarvoor klager rechtsbijstand verzoekt en dat bijstand door een advocaat ook verplicht is. Klager wordt gevraagd om binnen twee weken te reageren en de gevraagde stukken op te sturen.
3.8 Klager heeft op 2 juni 2022 gereageerd.
3.9 In een e-mail van 7 juni 2022 geeft de stafmedewerker aan dat klager nog steeds geen antwoord heeft gegeven op haar vragen. Ze heeft klager nogmaals verzocht om binnen een week de vragen uit de e-mail van 25 mei 2022 te beantwoorden en om de gevraagde stukken als bijlagen mee te sturen.
3.10 In een e-mail van 9 juni 2022 geeft de stafmedewerker aan dat zij en klager elkaar uitgebreid telefonisch hebben gesproken. Ze heeft klager nogmaals verzocht om de vragen uit de e-mail van 25 mei 2022 puntsgewijs te beantwoorden en om de gevraagde stukken als bijlagen mee te sturen. Klager wordt ook gewaarschuwd dat als er geen antwoord wordt gegeven op de vragen, de deken het aanwijzingsverzoek naar verwachting zal afwijzen.
3.11 In een brief van 23 juni 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. Hierin staat het volgende vermeld:
“(..) Gelet op het feit dat u mijn vragen niet volledig heeft beantwoord en de gevraagde stukken niet heeft aangeleverd, is voor mij niet vast te stellen of uw zaak enige kans van slagen heeft. Ook is het vanwege de summiere omschrijving van het geschil niet vast te stellen of sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging. Om die reden stel ik vast dat u niet heeft voldaan aan de eisen die artikel 13 Advocatenwet stelt aan een verzoek om aanwijzing van een advocaat en wijs ik uw verzoek tot aanwijzing van een advocaat af. (..)”.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid van het beklag
Standpunt klager
4.1 Naar aanleiding van de (herinnerings)e-mail van 12 september 2022 van de griffie van het hof heeft klager – kort samengevat – aangevoerd dat hij vindt dat het hof eerst zijn klachten over het functioneren van het hof moet behandelen. Verder stelt klager dat de deken in de afwijzende beslissing niet substantieel heeft gereageerd op de achtergrond van “elder maltreatment” en dat de deken artikel 4:3 BW niet heeft toegepast. Klager verzoekt het hof om in deze beslissing daar wel op in te gaan.
Verweer deken
4.2 De deken heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag.
Oordeel hof
4.3 Niet is weersproken dat de beslissing van de deken op 23 juni 2022 aan klager is verzonden. Op grond van artikel 13 lid 3 Advocatenwet kan binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing van de deken, in dit geval de verzending van de beslissing van 23 juni 2022 per e-mail, een beklag worden ingediend. Dat betekent dat ook de gronden (motivering) van het beklag binnen voornoemde termijn van zes weken door het hof ontvangen moeten zijn. Het hof kent immers niet de mogelijkheid van het instellen van een beklag op nader aan te voeren gronden.
4.4 Gebleken is dat klager op 27 juni 2022 aan de griffie van het hof heeft laten weten dat hij beklag wilde instellen tegen de beslissing van de deken, waarin hij heeft aangegeven dat de toelichting op zijn beklag nog volgt. Op 18 augustus 2022 heeft de griffie van het hof klager erop gewezen dat het hof de toelichting op het beklag niet heeft ontvangen en de beklagtermijn inmiddels is verstreken. Klager heeft twee weken de tijd gekregen om toe te lichten waarom hij de toelichting op zijn beklag niet binnen de 6 weken-termijn heeft ingediend. Op 12 september 2022 heeft klager verzocht om uitstel van de reactietermijn. Hierop heeft de griffie van het hof gereageerd dat klager eenmalig uitstel krijgt tot 14 september 2022. In zijn e-mail van 13 september 2022 heeft klager gereageerd, zoals hiervoor onder 4.1 is weergegeven.
4.5 Het hof overweegt als volgt. Klager heeft weliswaar op tijd beklag ingesteld op 27 juni 2022, maar hij heeft zijn beklag niet binnen de beklagtermijn voorzien van gronden (motivering). In zijn beklag van 27 juni 2022 geeft klager slechts met een enkel woord aan dat de deken zijn zaak niet correct heeft samengevat, dat zowel het hof als de deken “Tru/ompistisch extreem-rechts zijn” en dat de toelichting op zijn beklag nog volgt. Klager heeft de mogelijkheid gekregen om toe te lichten waarom hij zijn beklag niet binnen de termijn van een motivering heeft voorzien. Klager heeft enkel aangegeven dat hij vindt dat het hof eerst zijn klachten over het functioneren van het hof moet behandelen. Uit de stukken heeft het hof geen bijzondere omstandigheden kunnen afleiden waaruit blijkt dat het ontbreken van de motivering een gevolg is van overmacht. Ook is niet gebleken van andere omstandigheden die meebrengen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Nu klager niet op tijd de motivering van zijn beklag naar voren heeft gebracht, dient het beklag van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 23 juni 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. E.W. de Groot en mr. R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022 .
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 7 november 2022 .