Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-11-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:290
Zaaknummer
21-841/AL/MN
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 november 2022 in de zaak 21-841/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 december 2021 op de klacht van:
klager oververweerder mr. E.J. Henrichs, in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 14 september 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 14 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1257311 HH/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 15 december 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen. 1.4 Op 1 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 4 januari 2022 ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 september 2022. Klager en verweerder zijn beiden met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft bij brief van 19 juli 2022 schriftelijk op het verzetschrift gereageerd. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift en van de schriftelijke reactie van verweerder bij brief van 19 juli 2022.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2 Alle klachtonderdelen zijn door de voorzitter ten onrechte ongegrond verklaard. Een deken heeft een publieke taak die te vergelijken is met die van openbaar aanklager. Hij dient de belangen van de rechtzoekende te behartigen. Hij dient kwesties te onderzoeken en in ernstige gevallen de zaak aanhangig te maken bij de tuchtrechter. Verweerder heeft dit met opzet niet gedaan en advocaat L. juist in bescherming genomen. 2.3 In aanvulling op hetgeen in 2.2 is vermeld, heeft klager ten aanzien van klachtonderdeel a) opgemerkt dat de voorzitter het daarin gemaakte verwijt niet serieus heeft genomen. Een deken weet heel goed dat hij de Advocatenwet moet handhaven en toepassen. Tot twee keer toe heeft klager verweerder moeten aanschrijven, voordat verweerder de ontvangst van de klacht heeft bevestigd. Bovendien heeft verweerder in de ontvangstbevestiging ten onrechte in het geheel niet aan klager uitgelegd waarom het zo lang heeft moeten duren. 2.4 Met betrekking tot klachtonderdelen b) en c) heeft klager, in aanvulling op hetgeen in 2.2 is vermeld, erop gewezen dat verweerder ten onrechte klager niet heeft bericht waarom de klacht niet werd doorgestuurd naar de Raad van Discipline nadat klager het griffierecht had betaald. Er was ook geen enkele reden voor verweerder om de klacht nog langer vast te houden. De zaak was al langer dan vijf jaar door de advocaat vastgehouden, waardoor de door verweerder aangevoerde kans op verzoening met advocaat L. in het geheel niet bestond. 2.5 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg, E.M.G. Pouls, A.W. Siebenga en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 14 november 2022