Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:154

Zaaknummer

220201

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Het hof stelt vast dat klager bijstand wenst van een advocaat voor een (tuchtrechtelijke) klachtprocedure tegen zijn voormalig advocaat. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor deze procedure geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Beklag ongegrond. Klager kan de deken - gelet op partikel 46c van de Advocatenwet - verzoeken hem te helpen bij het opstellen van de klacht.

Uitspraak

 

Beslissing van 7 november 2022

in de zaak 220201

                                     

naar aanleiding van het beklag van:

 

                                       

klager

                                     

tegen:

                                     

de deken

 

 

 

1 HET BEKLAG

 

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 31 mei 2022. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1 Het beklag is op 14 juni 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

 

2.2 Verder bevat het dossier het verweerschrift van de deken van 23 augustus 2022 met bijlagen.

 

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3 FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

 

3.1 Op 27 januari 2022 heeft klager over zijn voormalig advocaat, mr. V, een klacht ingediend bij de deken.

​​​​​​​3.2 Op 27 mei 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen die is gespecialiseerd in het tuchtrecht, omdat hij bijstand wil in de klachtprocedure tegen mr. V. Klager geeft aan dat hij meerdere advocaten heeft benaderd, maar dat zij hem niet willen/kunnen bijstaan.

​​​​​​​3.3 In een brief van 31 mei 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat de wet niet voorschrijft dat er bijstand door een advocaat is voorgeschreven voor deze klachtprocedure.

​​​​​​​3.4 Op 23 augustus 2022 is de klacht van klager tegen mr. V nog in behandeling bij de deken.

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

​​​​​​​4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat hij zijn voormalig advocaat aansprakelijk wil stellen en daarom een klachtprocedure is gestart bij de Orde van Advocaten in Amsterdam. Hij geeft aan dat hij door zijn persoonlijke omstandigheden en gebrekkige kennis van het tuchtrecht/ aansprakelijkheidsrecht niet in staat is om deze zaken zonder bijstand van een advocaat voort te zetten. Klager stelt dat hij recht heeft op rechtsbijstand. Hij heeft meerdere advocatenkantoren benaderd, maar niemand wil hem helpen. Klager vraagt het hof om hulp bij het aanwijzen van een advocaat.

 

Verweer deken

​​​​​​​4.2 De deken heeft – samengevat – aangevoerd dat het beklag van klager ongegrond moet worden verklaard. De deken stelt: “(..) Op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet is de deken slechts bevoegd een advocaat aan te wijzen indien er sprake is van een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Dat geldt niet voor de klachtprocedure bij de deken, en later bij de raad van discipline of het hof van discipline (artikel 49 lid 2 Advocatenwet en artikel 57 lid 2 Advocatenwet). (..)”.

 

Toetsingskader

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

4.4 Het hof stelt vast dat klager bijstand wenst van een advocaat voor een (tuchtrechtelijke) klachtprocedure tegen zijn voormalig advocaat. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor deze procedure geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Het hof wijst erop dat in artikel 46c van de Advocatenwet staat dat een klager zelf een klachtprocedure kan starten tegen een advocaat bij de deken. In dat artikel staat ook dat indien een klager daarom verzoekt, de deken hem behulpzaam is bij het op schrift stellen van de klacht dan wel hem helpt bij het verduidelijken van de klacht. Klager kan de deken dan ook verzoeken hem te helpen bij het opstellen van de klacht.

4.5 Het hof merkt tot slot op dat artikel 13 Advocatenwet een vangnetvoorziening is, die is bedoeld voor rechtzoekenden die niet in staat zijn om zelf een advocaat te vinden, terwijl vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt dus alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is (vergelijk HvD 18 juli 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:129). Daarvan is, zoals hiervoor reeds gezegd, geen sprake. De deken had dan ook gegronde redenen om het verzoek van klager af te wijzen. Het beklag van klager wordt daarom ongegrond verklaard. Ten overvloede merkt het hof op dat het klager alsnog vrij staat om zelf een advocaat te zoeken.

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 31 mei 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond.

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. E.W. de Groot en mr. R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022 .

                                                                                                                 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 7 november 2022 .