Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:212
Zaaknummer
22-452/A/A
Inhoudsindicatie
raadsbeslissing; Nu verweerder niet heeft kunnen aantonen dat hij klager (voldoende) heeft geïnformeerd over de uiterste datum waarop beroep kon worden ingesteld tegen de beschikking van de IND, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Nu er echter voldoende aanwijzingen zijn dat klager op de hoogte is gebracht van de beschikking van de IND en dat deze met klager is besproken, waarbij aan klager is aangegeven dat hij een andere advocaat moest zoeken ingeval hij beroep wilde instellen, acht de raad het opleggen van een maatregel niet nodig.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 oktober 2022 in de zaak 22-452/A/A naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 28 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 2 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021-1569634/EJH/RAB van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 september 2022. Daarbij waren klager, zijn vertaler de heer M. Gulcen en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de 7 (aanvullende) producties zijdens verweerder, die door de raad op 14 september 2022 zijn ontvangen.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klager is in oktober 2018 politiek asiel verleend. Zijn echtgenote en twee van zijn kinderen hebben zich sindsdien bij hem kunnen voegen in het kader van gezinshereniging. Klager heeft nog een zoon, in Turkije. Zijn verzoek om ook dit kind in het kader van gezinshereniging naar Nederland te laten komen is door de IND afgewezen bij beslissing van 30 april 2019. 2.3 Verweerder heeft klager als gemachtigde bijgestaan in de bezwaarprocedure tegen de beslissing van de IND tot afwijzing van klagers verzoek om gezinshereniging. 2.4 Bij e-mail van 18 september 2019 heeft een kantoorgenoot van verweerder een stuk inzake het bezwaar van klager aan de IND doen toekomen, te weten een handgeschreven verklaring van klager in de Turkse taal dat hij contante geldbedragen via een derde naar zijn zoon in Turkije stuurde. 2.5 Bij beschikking op bezwaar van 23 september 2019 heeft de IND het bezwaar van klager ongegrond verklaard. In deze beschikking heeft de IND onder meer overwogen dat klager in zijn bezwaar niet gemotiveerd heeft betwist dat zijn zoon niet zelfstandig woont en niet in zijn eigen levensonderhoud voorziet. Op grond daarvan stelt de IND in deze beschikking vast dat de feitelijke gezinsband tussen klager en zijn zoon is verbroken. 2.6 Een brief van 25 september 2019 van verweerder aan klager vermeldt voor zover relevant: “Bijgaand doe ik u toekomen de beslissing op bezwaar. Deze is helaas negatief. Een beroep tegen deze beslissing is theoretisch nog wel mogelijk, maar gelet op de stand van het dossier met slechts 1 handgeschreven verklaring aangaande het onderhoud van uw zoon, acht ik dit weinig zinvol. Hiermee meld ik u dat ik uw dossier sluit. (…)” 2.7 Op 14 oktober heeft verweerder een collega-advocaat bij e-mail onder meer het volgende bericht: “Bijgaande de bob waar jij evt. beroep tegen kan instellen. Hij is dus asielzoeker en wilde gezinshereniging met zijn zoon.” 2.8 Bij e-mail van 3 november 2021 heeft deze collega-advocaat verweerder het volgende bericht: “Ik heb inderdaad de zaak toen bestudeerd en toen aan jou aangegeven dat ik niets kan betekenen omdat ik het kansloos vind. Ik heb zelf nooit contact gehad met de cliënt” 2.9 Bij spraakbericht van 23 oktober 2019 heeft klager (in het Turks) aan een kantoorgenoot van verweerder bericht dat hij niet alle bladzijden van het besluit (waarmee gedoeld wordt op de onder 2.5 bedoelde beschikking) heeft ontvangen. Diezelfde dag heeft verweerder klager (in het Turks) bericht dat hij zijn kantoorgenoot zal vragen het gehele besluit aan klager toe te zenden en dat klager een andere advocaat kan zoeken. Eveneens op 23 oktober 2019 heeft een kantoorgenoot van klager via Whatsapp een aantal pdf-documenten aan klager gestuurd.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder is tekort geschoten in zijn bijstand aan klager doordat hij niet heeft voldaan aan de verzoeken van de IND om tijdig de nodige bewijsstukken in te dienen, waardoor het bezwaar tegen het oorspronkelijke besluit van de IND is afgewezen. b) Verweerder heeft klager niet op de hoogte gehouden van de voortgang van de zaak. Na een telefoongesprek van 1 mei 2019 heeft klager niet meer van verweerder vernomen totdat verweerder hem op 20 mei 2019 op zijn aandringen per Whatsapp bericht bevestigde dat het bezwaarschrift was ingediend. Kopie van het bezwaarschrift heeft klager niet ontvangen ondanks zijn verzoeken daartoe. De e-mail van 18 mei 2019 aan de IND ziet klager pas voor het eerst in deze tuchtprocedure. Klager is pas 15 dagen na het besluit van de IND mondeling op de hoogte gesteld dat het bezwaar was afgewezen. Op 23 oktober 2019 had klager nog steeds niet het hele besluit van de IND (van 23 september 2019) ontvangen, doch slechts drie bladzijden daarvan; c) Verweerder was onbereikbaar voor klager en wilde niet met klager spreken; d) Verweerder heeft de beroepstermijn tegen de beschikking van de IND van 23 september 2019 laten verlopen. Klager had met verweerder een afspraak gemaakt op 11 oktober 2019 om over de afwijzing van het bezwaar en in beroep gaan bij de rechtbank te spreken, maar verweerder is niet op die afspraak verschenen. Pas op 14 november 2019 heeft klager bericht ontvangen van verweerder. Toen was de beroepstermijn al verstreken.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 De klacht is gericht tegen klagers eigen advocaat. Voor de beoordeling van de klacht over de kwaliteit van dienstverlening geldt dat de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld dienen te voldoen aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Hieronder valt bijvoorbeeld de schriftelijke vastlegging van afspraken. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klachtonderdeel a) 5.2 Verweerder heeft gesteld het stuk dat hij van klager heeft ontvangen, ingediend te hebben bij de IND. Volgens de IND was dit stuk echter onvoldoende om aan te nemen dat de zoon van klager niet in zijn eigen behoeften kan voorzien en door klager werd onderhouden. 5.3 Dit verweer is door klager niet weersproken. Hoewel de raad begrijpt dat klager zich in een lastig parket bevond doordat hij geen gebruik kon maken van bankoverschrijvingen, is het aan de cliënt om zijn advocaat te voorzien van voldoende informatie en stukken om een procedure te kunnen voeren. Klager heeft niet weersproken dat er geen verdere bescheiden waren die het oordeel van de IND anders hadden kunnen laten uitvallen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Klachtonderdeel b en d) 5.4 Verweerder heeft verklaard alle stukken zowel per post als digitaal aan klager te hebben verzonden. Ten aanzien van het vermeend laten verlopen van de beroepstermijn heeft verweerder gesteld dat hij klager en zijn contactpersoon bij het AZC heeft laten weten een beroep in klagers zaak kansloos te achten gezien het ontbreken van voldoende bewijsstukken, dat hij niet voor klager in beroep wilde gaan en dat hij klager op 25 september 2019 een afsluitbrief heeft gestuurd. Vervolgens heeft verweerder klager nog geholpen een second opinion aan te vragen bij een collega-advocaat aan wie verweerder op 14 oktober 2019 klagers zaak heeft voorgelegd. Deze collega-advocaat deelde de mening van verweerder. Klager had toen nog voldoende tijd om een andere advocaat te vinden om voor hem in beroep te gaan, aldus verweerder. 5.5 Over klachtonderdeel b) overweegt de raad dat het erop lijkt dat klager de per post verstuurde stukken niet heeft ontvangen. Voor wiens risico dit moet komen kan evenwel in het midden blijven, omdat klager niet heeft weersproken dat verweerder hem de stukken allemaal uiteindelijk ook digitaal heeft toegestuurd. Weliswaar is de digitaal aan klager verzonden uitspraak van de IND van 23 september 2019 in eerste instantie kennelijk onvolledig verstuurd, in die zin dat alleen de oneven pagina’s zijn verstuurd, maar niet weersproken is dat een kantoorgenoot van verweerder op 23 oktober 2019 de pdf-documenten van onder meer het bezwaarschrift en de beschikking van de IND van 23 september 2019 via Whatsapp aan klager heeft gestuurd. 5.6 Over klachtonderdeel d) overweegt de raad dat klager verder heeft bevestigd dat de inhoud van de beschikking van de IND met hem is besproken. Hij stelt evenwel dat hem niet duidelijk is gemaakt wat de termijn was voor het instellen van beroep. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de uitspraak inclusief beroepstermijn wel met klager is besproken, is een en ander door verweerder niet schriftelijk vastgelegd, ook niet in zijn afsluitbrief van 25 september 2019. 5.7 Voorop staat dat het een advocaat niet vrij staat om een termijn voor beroep onbenut te laten verstrijken zonder voorafgaand overleg met zijn cliënt. Het staat een advocaat echter wel steeds vrij om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient een advocaat, wanneer hij besluit een verstrekte opdracht neer te leggen, dat op zorgvuldige wijze te doen en ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt. Een dergelijke beslissing moet tijdig kenbaar gemaakt worden en de cliënt moet worden gewezen op de te nemen stappen, zodat deze daarvan geen schade ondervindt. 5.8 Verder heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook gegeven advies of informatie schriftelijk moet vastleggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. De raad is in dit verband van oordeel dat verweerder klager schriftelijk had moeten berichten over de (on)mogelijkheid van beroep en de beroepstermijn, temeer nu klager wist dat verweerder de Nederlandse taal niet machtig is. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, is niet komen vast te staan dat hij klager voldoende over de beroepstermijn en mogelijkheden heeft ingelicht, respectievelijk geadviseerd. Klachtonderdeel d is dan ook gegrond.
Klachtonderdeel c) 5.9 Volgens verweerder heeft hij gedurende de tijd waarin hij klager heeft bijgestaan, veel contact gehad met klager. Op 11 oktober 2019 heeft klager inderdaad tevergeefs staan wachten op verweerder. Verweerder kon toen inderdaad niet aanwezig zijn in verband met een uitgelopen zitting, hetgeen hij door zijn medewerker aan klager heeft laten uitleggen met het verzoek een andere afspraak te plannen. Desalniettemin koos klager er toen voor te blijven wachten. 5.10 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat verwacht mag worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt. Hoewel uit de overgelegde berichten blijkt dat verweerder niet op ieder bericht direct reageerde, is de raad niet gebleken dat verweerder onvoldoende bereikbaar is geweest voor klager. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
6 MAATREGEL 6.1 Nu verweerder niet heeft kunnen aantonen dat hij klager (voldoende) heeft geïnformeerd over de uiterste datum waarop beroep kon worden ingesteld tegen de beschikking van de IND, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Nu er echter voldoende aanwijzingen zijn dat klager op de hoogte is gebracht van de beschikking van de IND en dat deze met klager is besproken, waarbij aan klager is aangegeven dat hij een andere advocaat moest zoeken ingeval hij beroep wilde instellen, acht de raad het opleggen van een maatregel niet nodig.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart klachtonderdeel d) gegrond; - verklaart de klachtonderdelen a), b) en c) ongegrond; - bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd; - veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. F. de Wolf als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 oktober 2022