Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-10-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:272
Zaaknummer
21-243/AL/OV
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klager heeft niet duidelijk vermeld op welke specifieke punten de voorzittersbeslissing op een verkeerde grondslag en een verkeerde lezing van de feiten berust. Klacht is terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 oktober 2022 in de zaak 21-243/AL/OV naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 juli 2021 op de klacht van:
klager over:verweerster mr. J.M.C. ten H, in haar hoedanigheid van stafjurist van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 15 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend. 1.2 Op 10 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1238737 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 19 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 25 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift per e-mail op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is, gelijktijdig met de verzetten in de zaken 21-244/AL/OV, 21-245/AL/OV en 21-246/AL/OV, behandeld op de zitting van de raad van 22 augustus 2022. Daarbij was klager aanwezig, vergezeld door mr. B.M.J. A. Verweerster was met voorafgaand bericht niet aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift van klager en van de reactie van verweerster op het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager bij e-mail van 18 maart 2022 ingediende stukken en van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat verband heeft klager in zijn verzetschrift gesteld dat de voorzitter in deze zaken nooit tot een beslissing had kunnen komen en dat de voorzitter niet onafhankelijk naar de zaken heeft gekeken en een tunnelvisie heeft gehanteerd om verweerster ten onrechte in bescherming te nemen. Volgens klager bestaat de redenering van de voorzitter uit juridische en feitelijke misslagen. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad ziet op grond van de stukken en de door klager ter zitting gegeven toelichting geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klager heeft niet duidelijk vermeld op welke specifieke punten de voorzittersbeslissing op een verkeerde grondslag en een verkeerde lezing van de feiten berust. De door klager ter zitting gegeven toelichting dat verweerster tegelijk met hem van Amsterdam naar Den Haag is gegaan en de klachten die bij de Haagse deken over hem zijn ingediend heeft doorgegeven aan de Amsterdamse deken en zijn patroon mr. H., wordt niet ondersteund door de stukken in het klachtdossier. De door klager ingediende aanvullende stukken maken dit oordeel niet anders. Op grond van deze stukken kan de raad ook niet vaststellen dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in de klachtomschrijving. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 17 oktober 2022