Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:208

Zaaknummer

22-144/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing: Verzet is ongegrond. Niet is gebleken dat in de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 oktober 2022 in de zaak 22-144/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de  voorzitter van de raad van discipline van 30 mei 2022 op de klacht van:

klager

over:    verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1     Op 14 mei 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 17 februari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1431103/EJH/AS van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 30 mei 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Bij e-mail van 28 juni 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.  1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 september 2022. Klager en verweerder zijn niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft van te voren gemeld verhinderd te zijn. Klager heeft mede om die reden om uitstel van de behandeling ter zitting gevraagd, welk verzoek door de raad is afgewezen.  1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klager, met de daarin genoemde bijlagen, alsmede van de e-mails van klager van 21 en 23 september 2022 en de e-mails van verweerder van 19, 21 en 23  september 2022.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: I.    De voorzitter heeft niet alle stukken bekeken, er zijn veel meer stukken via de e-mail heen en weer gestuurd. II.    De klacht is in de voorzittersbeslissing niet goed samengevat. III.    De in de voorzittersbeslissing opgenomen feiten kloppen niet. IV.    De beoordeling in de voorzittersbeslissing klopt niet. V.    Er staat ten onrechte in de voorzittersbeslissing dat verweerder de gestelde onjuistheden heeft betwist.    

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De voorzitter heeft de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat klager geen cliënt en ook geen wederpartij van verweerder is (geweest). Het door verweerder opgestelde vertrouwelijke rapport waartegen de klacht van klager zicht richt, is geschreven in het kader van het door verweerder verrichte onderzoek naar de toestanden in de praktijk van mr. S en niet ten behoeve van een zaak tegen klager. Het is ook niet gericht tegen hem of zijn stiefdochter. De voorzitter heeft daarom geoordeeld dat klager door het rapport niet rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen en dat bij het ontbreken daarvan de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.  4.2    Klager heeft aangevoerd dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist dan wel onvolledig zijn. De raad overweegt dat niet alle door partijen naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. In het bijzonder behoefde de voorzitter niet al die feiten op te nemen die klager voor hem gunstig en relevant acht. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat er anderszins onjuistheden in de beslissing van de voorzitter staan. De raad is daarom van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.  4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. D. Horeman en  K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 24 oktober 2022