Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:265

Zaaknummer

21-821/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2022 in de zaak 21-821/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 december 2021 op de klacht van:

klaagster oververweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 10 maart 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 13 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1357498/BD/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 13 december 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 december 2021 verzonden aan partijen. 1.4 Op 10 januari 2022 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 12 januari 2022 ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. 2.2 De voorzitter heeft miskend dat verweerster is tekortgeschoten door geen partneralimentatie te vorderen ten bate van klaagster, terwijl dat de opdracht was die klaagster verweerster had gegeven. 2.3 De voorzitter heeft miskend dat verweerster niets heeft gedaan tijdens de mondelinge behandeling in het kader van het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging met betrekking tot klaagster op grond van de (toenmalige) Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. 2.4 De voorzitter heeft miskend dat verweerster de belangen van klaagster tijdens een zitting in november 2019 heeft geschaad. Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden van verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en K.H. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022. 

Griffier                                                              Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. A. Tijs is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 31 oktober 2022