Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:207

Zaaknummer

22-128/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing: Verzet is ongegrond. De stukken die klager alsnog in de procedure wil inbrengen, zijn in de voorzittersbeslissing al in de beoordeling meegenomen 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 oktober 2022 in de zaak 22-128/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 mei 2022 op de klacht van:

klager

over:      verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 2 maart 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 14 februari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021-1352328 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 30 mei 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Bij e-mail van 8 juni 2022 heeft klager bij de raad verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. 1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 september 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.  1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2    Klager stelt, samengevat, dat hij geen advocaat is en daarom niet bekend was met de regels omtrent het onderbouwen van zijn stellingen, dat hij zijn stellingen wel kan onderbouwen en dat hij daartoe graag alsnog in de gelegenheid wil worden gesteld. Uit die onderbouwing zal blijken dat de voorzittersbeslissing onjuist is, aldus klager. 2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    Kern van het verzet van klager is dat hij alsnog in de gelegenheid wil worden gesteld om stukken ter onderbouwing van zijn stellingen in te dienen. Ter zitting heeft klager desgevraagd verklaard dat het daarbij gaat om de stukken die hij bij e-mail van 1 juni 2021 bij de deken heeft ingediend. Die stukken zouden volgens klager door de deken niet in ontvangst zijn genomen, omdat ze niet op de juiste wijze waren ingediend. Uit die stukken zou blijken dat de voorzittersbeslissing van 30 mei 2022 niet juist is. Klager wil die stukken daarom alsnog kunnen overleggen. De raad stelt vast dat de stukken die klager bij e-mail van 1 juni 2021 bij de deken heeft ingediend, onderdeel zijn geweest van het dossier met nummer 2021-1352328 dat de raad op 14 februari 2022 van de deken heeft ontvangen. Op de inventarislijst bij dat dossier waren de door klager op 1 juni 2021 ingediende stukken aangeduid als bijlage 3. Voorts wordt vastgesteld dat in de beslissing van 30 mei 2022 staat vermeld dat de voorzitter heeft kennisgenomen van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4, en dus ook van bijlage 3. Anders dan klager meent, heeft de voorzitter de bij e-mail van 1 juni 2021 door klager bij de deken ingediende stukken dus wel degelijk betrokken in de beslissing van 30 mei 2022.    4.3    De raad is voorts van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft, zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.   4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. D. Horeman en  K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 24 oktober 2022