Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:264
Zaaknummer
20-915/AL/NN
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 oktober 2022 in de zaak 20-915/AL/NN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 mei 2021 op de klacht van:
klager oververweerder (voorheen) advocaat te Leeuwarden
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 26 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 26 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020 KNN097/1208156 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 31 mei 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 31 mei 2021 verzonden aan partijen. 1.4 Op 11 juni 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 17 juni 2021 ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 26 augustus 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager was telefonisch bij de zitting aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. 2.2 Klager stelt dat de klachtomschrijving van de voorzitter (2.1) niet klopt: de klacht houdt onder andere in dat verweerder niet klagers recht op een onafhankelijke rechterlijke instantie heeft bewerkstelligd op de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem van 14 mei 2020. Ook heeft verweerder niet klagers recht op een eerlijke behandeling van zijn tbs zaak door het gerechtshof bewerkstelligd. 2.3 Klager is het verder ook niet eens met de beoordeling van de voorzitter (onder 4). De voorzitter heeft ten onrechte gesteld dat verweerder in klagers belang heeft gehandeld. Verweerder heeft zich, ook gelet op zijn bijzondere positie als toegevoegd advocaat ex art. 509a Sv, niet als een redelijk handelend advocaat gedragen: hij heeft zotte beslissingen genomen. 2.4 Tegen de vaststaande feiten komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. 4.3 Met betrekking tot de klachtomschrijving is de raad van oordeel dat de voorzitter, gelet op de door klager bij de deken ingediende klacht, tot een correcte klachtomschrijving is gekomen. Dat klager nu met een andere klachtomschrijving komt, doet daar niet aan af. Overigens betekent de in de voorzittersbeslissing opgenomen klachtomschrijving feitelijk ook dat is beoordeeld of verweerder klagers recht op een eerlijke behandeling heeft gewaarborgd. 4.4 Met betrekking tot de beoordeling van de voorzitter is de raad van oordeel dat de voorzitter terecht heeft gesteld dat verweerder in het belang van klager heeft gehandeld. Hoewel klager het daar niet mee eens is, betekent dat niet dat verweerder niet in zijn belang heeft gehandeld. Dat verweerder in het kader van het bijstaan van klager (deels) geen gevolg heeft gegeven aan de wensen van klager, is gelet op zijn bijzondere positie als op last van het gerechtshof op de voet van artikel 509a e.v. toegewezen raadsman, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. 4.5 De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.6 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H.Q.N. Renon en P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. C.M. van de Kamp is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier) Verzonden d.d. 24 oktober 2022