Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:251

Zaaknummer

21-928/AL/NN

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2022 in de zaak 21-928/AL/NN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 januari 2022 op de klacht van:

klager oververweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 20 juli 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 18 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021KNN094/1490108 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 24 januari 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. 1.4 Op 25 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2022. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft ook kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klager van 19 augustus 2022.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden gelet op het verzetschrift en het verhandelde ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende in: a. Er heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. b. De voorzittersbeslissing is niet binnen de wettelijke termijn van dertig dagen genomen. c. De klachtomschrijving is onvolledig door de deken ingebracht en de voorzitter heeft (daarom) niet alle klachtonderdelen behandeld. d. Het oordeel van de voorzitter dat de mutaties van de toevoegingen op een rechtmatige wijze hebben plaatsgevonden, is onjuist. 2.2 Tegen de vaststaande feiten komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.Verzetgrond a) 4.2 Klager voert aan dat de voorzitter een beslissing heeft genomen zonder dat klager is gehoord. De raad overweegt hierover dat de voorzitter op grond van artikel 46j Advocatenwet zonder een zitting kan besluiten dat een klacht kennelijk ongegrond is. Dat de voorzitter de voorzittersbeslissing heeft genomen zonder vooraf klager te horen, levert daarom geen gegrond verzet op.Verzetgrond b) 4.3 Klager stelt dat een voorzittersbeslissing binnen een termijn van dertig dient te worden genomen. De raad overweegt dat in de Advocatenwet is geregeld in welke gevallen en op welke wijze een voorzittersbeslissing kan worden genomen. In die wet is niet bepaald dat een voorzittersbeslissing binnen een bepaalde termijn dient te worden genomen. Deze grond kan daarom niet slagen.   Verzetgrond c) 4.4 Klager stelt dat dat zijn klacht onvolledig door de deken in ingebracht en dat de voorzitter niet al de klachtonderdelen heeft behandeld. De raad is van oordeel dat gezien de klachtbrief en de weergave van die klacht in de aanbiedingsbrief van de deken, de klacht van klager op een correcte wijze in de voorzittersbeslissing is weergegeven. Verzetgrond d) 4.5 Met betrekking tot deze verzetgrond sluit de raad zich aan bij wat de voorzitter heeft overwogen. Ook in de verzetprocedure is niet gebleken dat verweerster bij de overname van de toevoegingen door haar voormalige kantoorgenoot op een tuchtrechtelijk verwijtbare wijze heeft gehandeld.Conclusie 4.6 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans en  G.N. Paanakker, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.

Griffier                                                        Voorzitter   Verzonden d.d. 31 oktober 2022