Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:147

Zaaknummer

22-418/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit van de dienstverlening in echtscheidingszaak. Gelet op de zorgplicht rustte op verweerster de verplichting om een partneralimentatieberekening te maken. Dat een van de partijen aangeeft afstand te willen doen van het recht op alimentatie maakt dit niet anders. Immers, partijen kunnen enkel een goed geïnformeerde keuze maken indien zij op de hoogte zijn van de omvang van hun wederzijdse (alimentatie)rechten en -plichten. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 24 oktober 2022

in de zaak 22-418/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 12 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 18 mei 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-111 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Daarbij waren klager en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. K, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van verweerster van 27 mei 2022, met bijlagen, de door mr. K ter zitting overgelegde pleitnotitieen hetgeen overigens ter zitting is verhandeld.  

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager en zijn ex-echtgenote, hierna: “de vrouw”, hebben zich in december 2020 gezamenlijk tot verweerster gewend voor rechtsbijstand. De echtscheiding tussen klager en de vrouw was in 2020 in Duitsland uitgesproken. Omdat het klager en de vrouw niet was gelukt om met bijstand van de advocaten in Duitsland overeenstemming te bereiken over de afwikkeling van de echtscheiding, hebben klager en de vrouw zich gewend tot verweerster, met het verzoek een regeling tot stand te brengen naar Nederlands recht. Klager en de vrouw hebben bij verweerster aangegeven dat de vrouw geen aanspraak wilde maken op partneralimentatie. Verweerster heeft klager en de vrouw verzocht om ten behoeve van het opstellen van het echtscheidingsconvenant en de alimentatieberekening stukken aan te leveren.

2.3     Bij e-mail d.d. 12 januari 2021 heeft verweerster aan klager en de vrouw een voorstel gedaan voor een vaste prijsafspraak en heeft zij onder meer het volgende aan hen medegedeeld:

“(…) Communicatie en onvoorziene zaken worden verricht op basis van een uurtarief aangezien deze moeilijk op voorhand in te schatten zijn.

Van die vaste prijs wordt nu direct de helft bij [klager] in rekening gebracht. De andere helft valt op de toevoeging van [de vrouw]. Communicatie en onvoorziene zaken worden ook voor de helft op de toevoeging van [de vrouw] en de helft op uurtarief door [klager] afgerekend. Wordt de toevoeging ingetrokken dan betaalt [ de vrouw] alsnog de helft van de vaste prijs en de helft van de verrichtingen op uurtarief. (…)”

2.4     Bij e-mail d.d. 15 januari 2021 heeft verweerster onder meer het volgende aan klager en de vrouw medegedeeld:

“Dank voor jullie reacties met betrekking tot de vaste prijs en de verleende opdracht. (…) Zoals bekend zal [klager] een factuur ontvangen ter hoogte van € 765,-- exclusief btw en vervolgens de helft van de verrichtingen op uurtarief maandelijks. Aan [de vrouw] is een toevoeging verleend met een bijdrage van € 306,- welke bij haar in rekening wordt gebracht. Mocht de toevoeging uiteindelijk door de Raad voor Rechtsbijstand worden ingetrokken dan geldt ook voor [de vrouw] de vaste prijs en aanvullend uurtarief. (…)”

2.5     In de door partijen ondertekende opdrachtbevestiging d.d. 15 januari 2021 is onder meer het volgende bepaald:

“(…) Artikel 4A – Vaste prijs

1. In aanvulling op de geldende uurtarieven is tussen [kantoor verweerster] en de Opdrachtgever een vaste prijs afgesproken.

2. Deze prijs bedraagt € 1.530,- exclusief btw.

3. Deze prijs geldt voor de navolgende verrichtingen:

            - opstellen concept echtscheidingsconvenant

            - studie dossier

            - gezamenlijke bespreking (eenmalig) ter toelichting juridisch convenant

            - aanpassing echtscheidingsconvenant na bespreking

            - ondertekening echtscheidingsconvenant

4. Verrichtingen die niet zijn genoemd in het vorige lid, vallen niet onder de in lid 2 genoemde prijs. Zij worden in rekening gebracht tegen de geldende uurtarieven.

5. De prijs in lid 2 geldt niet voor nadere opdrachten, verzoeken of instructies van de Opdrachtgever en voor verwikkelingen bij de behandeling van de zaak die niet aan [kantoor verweerster] bekend waren te tijde van het afgeven van de prijs.

6. Indien verrichtingen die in lid 2 staan vermeld, niet voorkomen bij de uitvoering van de Opdracht, geeft dit geen recht op enige vermindering van de vaste prijs.

(…)”

2.6     Op 15 januari 2021 is aan klager een declaratie met dossiernummer 20205693 en declaratienummer 20210198 gestuurd ten bedrage van € 765,- vermeerderd met BTW.

2.7     Bij e-mail d.d. 2 maart 2021 is aan klager een declaratie, gedateerd op 28 februari 2021 en vergezeld van een urenspecificatie, gestuurd ten bedrage van € 417,60 vermeerderd met BTW. Op de declaratie is vermeld:                   

“Dossiernummer: 20205693

Declaratienummer: 20210588

Voor u verrichte werkzaamheden in de maanden december 2020 – februari                   2021”.

2.8     Bij e-mail d.d. 2 maart 2021 heeft verweerster aan klager medegedeeld:

“Ik heb de aan u eerder gestuurde declaratie verrekend met het voorschot.”

Bij deze e-mail was gevoegd een declaratie, met dossiernummer 20205693 en declaratienummer 20210590, gedateerd op 28 februari 2021 waarop is vermeld:

“Voorschot Honorarium                         € - 417,60

BTW 21% over € 417,60                       €    -87,70

---------------------------------------------------------------

Totaal                                                  € -505,30

2.9     Bij e-mail van 7 mei 2021 heeft de vrouw verweerster gevraagd naar de stand van zaken. Bij e-mail van 12 mei 2021 heeft verweerster klager en de vrouw bericht dat zij verwachtte de aankomende week het convenant aan hen te kunnen toesturen.

2.10   Bij e-mail van 19 mei 2021 heeft verweerster het concept echtscheidingsconvenant aan klager en de vrouw gestuurd met het verzoek het stuk te bestuderen en de ontbrekende informatie aan te leveren. In het concept echtscheidingsconvenant was ter zake de partneralimentatie een nihilbeding opgenomen.

2.11   Bij e-mail d.d. 24 mei 2021 heeft de vrouw en bij e-mail d.d. 25 mei 2021 heeft klager op het concept echtscheidingsconvenant gereageerd en ontbrekende gegevens aangeleverd.

2.12   Bij e-mail d.d. 27 mei 2021 heeft verweerster klager en de vrouw als volgt bericht:

“Aan de hand van de door jullie verstrekte informatie heb ik het concept aangepast. Het aangepaste concept treffen jullie aan in bijlage. Tevens treffen jullie de door mij opgestelde berekening kinderalimentatie aan in bijlage. Ik vraag jullie om dit document goed te bekijken. Ik stel voor dat wij in de week van 7 juni 2021 een bespreking plannen om samen door het hele echtscheidingsconvenant te lopen. Ik kan jullie dan in persoon een toelichting geven op een aantal door jullie gestelde vragen en tevens de overige zaken toelichten.(…)”

2.13   Bij e-mail d.d. 27 mei 2021 heeft de vrouw op het gewijzigde concept echtscheidingsconvenant gereageerd en vragen gesteld. Bij e-mail d.d. 28 mei 2021 heeft verweerster klager en de vrouw als volgt bericht:

“Aan de hand van de stukken zullen er zeker nog allerlei vragen zijn. Verder moet ook de kinderalimentatie en partneralimentatie echt samen worden besproken. Het eerstvolgende gesprek zal dan ook zijn om een en ander te verduidelijken om vragen te beantwoorden en te bekijken hoe jullie bepaalde dingen concreet willen gaan aanpakken. Het convenant wordt na dat gesprek aangepast zodat deze volledig in overeenstemming is met jullie wensen, rechten en plichten. Ik verzoek jullie om bij mijn secretaresse een afspraak in te plannen voor de week van 7 juni zodat wij alles samen kunnen bespreken.”

2.14   Op 10 juni 2021 heeft op het kantoor van verweerster een bespreking tussen klager, de vrouw en verweerster plaatsgevonden. Tijdens deze bespreking is afgesproken dat verweerster het convenant op enkele punten zou aanpassen.

2.15   Op 13 juni 2021 heeft klager aan verweerster en de vrouw een e-mail gestuurd over de waardebepaling van de auto’s. Bij e-mail d.d. 21 juli 2021 heeft verweerster de vrouw verzocht om te reageren.

2.16   Op 5 juli 2021 is aan klager een declaratie, gedateerd op 30 juni 2021 en vergezeld van een urenspecificatie, gestuurd ten bedrage van € 183,60 vermeerderd met BTW. Op de declaratie is vermeld:              

“Dossiernummer: 20215782

Declaratienummer: 20211543

Voor u verrichte werkzaamheden in de maanden mei 2021 – juni 2021”.

2.17   Bij e-mail d.d. 7 juli 2021 heeft verweerster klager als volgt bericht:

“(…) Hier onder treft u een overzicht aan van de declaraties en het door u betaalde voorschot dat reeds is opgesoupeerd.

Specificatie:

Declaratienummer     Datum         Bedrag      Voorschot

20210198                 15-1-2021                     € 925,65 incl. btw

20210588                 28-2-2021     € 505,30

                        20210590                 28-2-2021                     -€505,30 incl. btw verrekend met 2021058

                        20211542                 30-6-2021                     -€420,35 incl. btw

                        Te betalen/ontvangen € 0,00.”

2.18   Bij e-mail d.d. 7 juli 2021 heeft verweerster klager als volgt bericht:

“(…) Hierbij treft u de factuur nog aan in dossier 20205693, declaratienummer 20211542. Zoals besproken laat ik u nog weten hoe dat zit met het nieuwe dossier.”

Bij deze e-mail was gevoegd een declaratie, met dossiernummer 20205693 en declaratienummer 20211542, gedateerd op 30 juni 2021, waarop is vermeld:

                        “Voor u verrichte werkzaamheden in de maande april 2021 – juni 2021

Intern, vaste prijs

Honorarium                               € 347,40

Voorschot honorarium               € -347,40

-------------------------------------------------------

Totaal                                      € 0,00”

2.19   Bij e-mail d.d. 20 juli 2021 heeft de vrouw verweerster en klager als volgt bericht:

“Donderdag 10 juni zijn wij bij jou geweest om het convenant te bespreken. Deze zou aangepast worden, om zo snel mogelijk opnieuw door te nemen/te accorderen. Dit voor o.a. de hypotheek en de kinderalimentatie. We zijn inmiddels 6 weken verder en hebben helaas niks meer van je vernomen. (…) We zouden het op prijs stellen om iets van je te horen. (…)”

2.20   Bij e-mail d.d. 26 juli 2021 heeft klager verweerster en de vrouw als volgt bericht:

“(…) Ik vind het jammer dat hiervoor het convenant al 6 weken “stil ligt”. (…) Graag z.s.m. convenant aanpassen, alimentatie berekenen en met ons bespreken en eventueel laten tekenen. (…) Verder heb ik wat moeite met de manier van afrekenen en kom ik voor verrassingen te staan:

Ineens is mijn voorschot op..? 2e rekening niet ontvangen…! Korting gehad op mijn 2e rekening…? - 3e rekening moet ik ineens € 225 betalen onder een ander dossiernummer…?

Ik was van mening dat het een “fixed price” was voor het afhandelen van dit convenant.(…)”

2.21   Bij e-mail van 13 augustus 2021 heeft verweerster alimentatieberekeningen aan klager en de vrouw gestuurd met een toelichting daarop. Ook heeft verweerster het volgende aan klager en de vrouw medegedeeld:

“(…) Gelet op jullie verschil in inkomens zal uit de berekening volgen dat er ruimte is voor [klager] om aan jou [de vrouw] partneralimentatie te betalen. Jullie gaven eerder dat daarvan géén gebruik gemaakt zou worden. Het is mij niet bekend hoe jullie daar inmiddels over denken. Ik heb in ieder geval voorgesteld om wel een berekening partneralimentatie te maken. In een dergelijke berekening wordt rekening gehouden met jullie woonlasten en aflossingen van bijvoorbeeld schulden. (…)”

2.22   Bij e-mail d.d. 15 augustus 2021 heeft klager verweerster als volgt bericht:

“(…) Ik ben zeker bereid om aan mijn alimentatieverplichting te voldoen, maar dan moeten de basisgegevens wel kloppen! Diverse basisgegevens om de berekening van de alimentatieverplichting te voldoen zijn niet juist, er zitten diverse fouten in! Zie hieronder. (…)”

2.23   Bij e-mail d.d. 23 augustus 2021 heeft de vrouw klager en verweerster verzocht om zo spoedig mogelijk tot een afronding van het echtscheidingsconvenant te komen.

2.24   Bij e-mail d.d. 24 augustus 2021 heeft verweerster het volgende aan klager en de vrouw medegedeeld:

“Naar aanleiding van jullie berichten heb ik nogmaals gekeken naar de alimentatieberekeningen. Hieronder heb ik mijn reactie opgenomen op alle door [klager] genoemde punten. Aanpassing van de berekening leidt op dit moment tot een te betalen kinderalimentatie van € 218,- per kind per maand door [klager] en een te betalen partneralimentatie van € 82,-- bruto per maand. Ik verneem graag of jullie overeenstemming kunnen bereiken ten aanzien van de kinderalimentatie en partneralimentatie. (…)”

2.25   Bij e-mail d.d. 24 augustus 2021 heeft klager verweerster en de vrouw als volgt bericht:

“Moet helaas weer vaststellen dat de berekening niet klopt naar waarheid. Ik vraag mij af waar deze fictieve bedragen eigenlijk vandaan komen.(…) We kunnen de berekening ook laten voor wat het is en ik doe een voorstel van € 300 aan kinderalimentatie per maand. € 150 per kind per maand. (…)”

2.26   Bij e-mail d.d. 30 augustus 2021 heeft de vrouw verweerster en klager als volgt bericht:

“N.a.v. de laatste berekening/mail lijkt het niet te lukken om tot een goede regeling voor kinderalimentatie te komen. [Klager]; ik vraag me af hoeveel berekeningen er nodig zijn om dit goed af te kunnen sluiten?(…)”

2.27   Bij e-mail d.d. 6 september 2021 heeft klager verweerster en de vrouw bericht dat hij het besluit had genomen om de aan verweerster verstrekte opdracht per direct te beëindigen.

2.28   Bij e-mail d.d. 6 september 2021 heeft verweerster aan klager en de vrouw medegedeeld dat vanwege het bericht van klager een einde was gekomen aan haar werkzaamheden.

2.29   In september 2021 heeft klager zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over verweersters bijstand. Bij e-mail d.d. 13 september 2021 heeft mr. K, in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris, op de klachten van klager gereageerd. Op 24 september 2021 heeft tussen klager en de klachtenfunctionaris een gesprek plaatsgevonden.

2.30   Bij e-mail van 27 september 2021 heeft verweerster aan klager uitleg gegeven over de totstandkoming van de verzonden declaraties, waarbij zij aan klager heeft medegedeeld dat, vanwege het feit dat klager niet in aanmerking kwam voor een toevoeging, er drie afzonderlijke dossiers waren aangelegd. Verweerster heeft klager verzocht om voor betaling van de openstaande nota zorg te dragen.

2.31   Op 12 oktober 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

Verweerster heeft de belangen van klager niet naar behoren behartigd doordat zij:

1. de zaak niet voortvarend heeft behandeld;

2. onduidelijke declaraties heeft gestuurd;

3. niet naar behoren heeft gecommuniceerd, nu zij e-mails onbeantwoord heeft gelaten, telefonisch niet bereikbaar was en niet terugbelde;

4. fouten heeft gemaakt in de alimentatieberekening met een te hoge alimentatieverplichting voor klager als gevolg;

5.  bleef terugkomen op de partneralimentatie, terwijl partijen al hadden afgesproken dat de vrouw daarop geen aanspraak wilde maken.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1     De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2     Klachtonderdeel 1

          Klager verwijt verweerster dat zij de zaak niet voortvarend heeft behandeld. De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de hem opgedragen werkzaamheden met de nodige voortvarendheid voor zijn cliënt te verrichten. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster, na ondertekening van de opdrachtbevestiging op 15 januari 2021, met klager en de vrouw heeft gecorrespondeerd over de benodigde nadere informatie. Verweerster heeft vervolgens een concept echtscheidingsconvenant opgesteld, dat bij e-mail van 19 mei 2021 aan klager en de vrouw is verzonden. Verweerster heeft het concept echtscheidingsconvenant op verzoek van klager en de vrouw aangepast en een berekening kinderalimentatie gemaakt, die eveneens op verzoek van klager is aangepast. Op 10 juni 2021 heeft op het kantoor van verweerster een bespreking plaatsgevonden. In juli en augustus 2021 is verder gecorrespondeerd over de inhoud van het convenant en over de door verweerster opgestelde berekening partneralimentatie. Op 6 september 2021 heeft klager de opdracht aan verweerster ingetrokken. Dat tussen het ondertekenen van de opdrachtbevestiging en het opstellen en verzenden van het concept echtscheidingsconvenant en het opstellen van de alimentatieberekeningen meerdere  maanden zijn verstreken, kan verweerster in de door haar geschetste omstandigheden en gelet op de door verweerster geschetste complexiteit van de zaak niet worden aangerekend. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster het tijdsverloop in klagers echtscheidingsdossier genoegzaam toegelicht. Nu verweerster voldoende voortvarend de haar opgedragen werkzaamheden voor klager heeft verricht, is voor een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerster geen plaats. Klachtonderdeel 1 is derhalve ongegrond.

5.3     Klachtonderdeel 2

          Klager verwijt verweerster dat zij onduidelijke declaraties heeft gestuurd. Uit gedragsregel 16 lid 3 volgt dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij integer en zorgvuldig handelt in financiële aangelegenheden en dat hij daarvoor nauwgezet verantwoording aan zijn opdrachtgever aflegt. De raad is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat verweerster overeenkomstig deze gedragsregel heeft gehandeld. De raad stelt vast dat klager bij e-mail van verweerster d.d. 12 januari 2021 en in de door hem voor akkoord ondertekende opdrachtbevestiging d.d. 15 januari 2021 is geïnformeerd over de hoogte van het uurtarief, de vaste prijsafspraak, het aanvragen van een toevoeging voor de vrouw, de kosten en de wijze van declareren. Voor zover klager het niet eens is met de verzonden declaraties overweegt de raad dat de raad niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt voor excessief declareren. Daarvan is in dezen echter niet gebleken. Klachtonderdeel 2 is op grond van het voorgaande eveneens ongegrond.

5.4     Klachtonderdeel 3

          Klager verwijt verweerster dat zij niet naar behoren heeft gecommuniceerd, nu zij e-mails onbeantwoord heeft gelaten, telefonisch niet bereikbaar was en niet terugbelde. De raad overweegt dat van een advocaat mag worden verwacht dat deze zijn cliënt op de hoogte houdt van belangrijke informatie, feiten en afspraken (gedragsregel 16). Van een advocaat mag voorts worden verwacht dat hij aan hem gerichte berichten, die aandacht en beantwoording behoeven, binnen redelijke termijn afdoende beantwoordt. De juistheid van het verwijt dat de communicatie door verweerster met klager onvoldoende was is, tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting daarvan door verweerster, niet vast te stellen. Niet is gebleken dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld, zodat ook klachtonderdeel 3 ongegrond zal worden verklaard.

5.5     Klachtonderdelen 4 en 5

          De klachtonderdelen 4 en 5 hangen met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De raad overweegt dat verweerster is opgetreden als gemeenschappelijk advocaat voor klager en zijn ex-echtgenote. De advocaat dient in dat geval grote zorgvuldigheid te betrachten en zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen. De advocaat dient partijen duidelijk te wijzen op hun wederzijdse mogelijkheden en marges en hij dient ervoor te waken dat wanneer een van beiden genoegen neemt met minder dan hem of haar bij formele afwikkeling zou toekomen, deze daarmee dan uitdrukkelijk instemt en zich rekenschap geeft van de gronden waarop hij of zij dat standpunt inneemt. In het algemeen zal het daarbij van belang zijn dat partijen schriftelijk op hun mogelijkheden en hun voorgenomen toegevingen worden gewezen, naast vastlegging van de regeling welke partijen en de gezamenlijke advocaat voor ogen staat.

5.6     Gelet op de hiervoor genoemde zorgplicht rustte op verweerster de verplichting om een partneralimentatieberekening te maken. Dat een van de partijen aangeeft afstand te willen doen van het recht op alimentatie maakt dit niet anders. Immers, partijen kunnen enkel een goed geïnformeerde keuze maken indien zij op de hoogte zijn van de omvang van hun wederzijdse (alimentatie)rechten en -plichten. Indien verweerster een beding strekkende tot afstand van het recht op partneralimentatie in het echtscheidingsconvenant  zou hebben opgenomen zonder partijen daaraan voorafgaand te informeren over de omvang van hun wederzijdse rechten en plichten zou zij juist daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Verweerster heeft kortom gehandeld conform de op haar rustende zorgplicht door klager en de vrouw te informeren en adviseren over de partneralimentatie en daartoe een berekening te maken.

5.7     Verweerster heeft de door haar opgestelde alimentatieberekening aan klager en de vrouw toegelicht. Klager was van mening dat de alimentatieberekening onjuistheden bevatte met een te hoge alimentatieplicht tot gevolg. Verweerster heeft uitgelegd dat zij naar aanleiding van de door klager gegeven toelichting, voor zover relevant, wijzigingen heeft doorgevoerd. Dat verweerster de alimentatieberekening op verzoek van klager op punten heeft aangepast betekent niet dat sprake is van fouten waarvan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Toen klager bleef volharden in zijn standpunt dat de berekening onjuist was heeft verweerster klager en de vrouw uitgenodigd voor een bespreking op kantoor om de berekening te bespreken. Daarvan is het niet meer gekomen omdat klager de opdracht heeft ingetrokken. Dat kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden aangerekend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is naar het oordeel van de raad geen sprake.

5.8     De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat de bijstand zoals geschetst, niet getuigt van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. De raad zal de klacht dan ook in alle onderdelen ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. W.A.A.J. Fick-Nolet en A.A.M. Schutte, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden op: 24 oktober 2022