Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:247
Zaaknummer
21-861/AL/MN
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 oktober 2022 in de zaak 21-861/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 31 januari 2022 op de klacht van:
klager oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 20 april 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 27 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1387821/DB/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 31 januari 2022 heeft de voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 25 februari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 26 september 2022. Daarbij was klager aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: i) ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft de voorzitter in rechtsoverweging 4.7 ten onrechte overwogen dat een bepaalde afwijkende afspraak was gemaakt dat klager geen vlogs of berichten op social media mocht plaatsen. Klager heeft met verweerder afgesproken dat hij niets online zou zetten wat kon worden gerelateerd aan de zaak die verweerder voor klager behandelde en daaraan heeft klager zich gehouden. Verweerder had de brief dan ook moeten versturen; ii) ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft de voorzitter in rechtsoverweging 4.8 overwogen dat klager het daarin genoemde verwijt onvoldoende heeft onderbouwd. Ten onrechte, omdat klager zijn verwijt met voldoende bewijzen heeft onderbouwd. Uit een declaratie van verweerder bleek immers dat verweerder contact met de media/tegenpartij heeft gehad voor 5,25 uur, dit zonder medeweten van klager, waardoor aan de zaak van klager veel schade is toegebracht en klager is gelasterd; iii) ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft de voorzitter miskend dat klager onnodige schade heeft geleden door toedoen van verweerder door onrechtmatig gelden uit zijn budget bij DAS te onttrekken; iv) ten aanzien van klachtonderdeel c) heeft de voorzitter ten onrechte overwogen dat geen sprake is geweest van onregelmatigheden bij de declaratie van verweerder bij DAS. Dit terwijl klager het tegendeel heeft aangetoond, zoals ook blijkt uit zijn e-mail van 15 juli 2021 aan de deken. Verweerder had zijn werkzaamheden voor het afgesproken bedrag van € 4.219,88 moeten uitvoeren maar heeft met valse facturen veel meer gelden gedeclareerd bij DAS. Klager heeft daardoor nog onvoldoende budget bij DAS om zijn rechtszaken te laten doen door een andere advocaat.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 3.2 Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet in die zin op dat hij een uitbreiding van klachtonderdeel c) nodig acht. In de omschrijving van dit klachtonderdeel wordt melding gemaakt van een bedrag van € 22.000,- waarvoor verweerder bij DAS heeft gedeclareerd. In verschillende e-mails van DAS, die klager per ongeluk heeft ontvangen, stonden veel hogere bedragen. Volgens DAS waren dat bedragen die wel aan verweerder waren uitbetaald maar die niet ten koste van het maximale budget van klager van € 25.000,- zou komen. Daaruit leidt klager af dat er ook nog andere bedragen aan verweerder zijn uitbetaald zonder dat klager dat wist. Daarmee wordt de schijn gewekt dat er steekpenningen aan verweerder zijn betaald. 3.2 In dit stadium van de procedure kan een klacht(onderdeel) niet meer worden uitgebreid. Voor zover klager tegen de vastgestelde feiten in verzet komt, zijn die naar het oordeel van de raad niet relevant voor de beoordeling in dit verzet.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Klager komt pas in verzet met nieuwe informatie over de declaratie van verweerder waaruit zou volgen dat verweerder 5,5 uur ten onrechte heeft gedeclareerd door zonder toestemming van klager met de wederpartij/media te communiceren. Met deze nieuwe informatie heeft de voorzitter geen rekening kunnen houden. Die informatie zat evenmin in het dossier, zodat ook de raad daarmee, voor zover al relevant, geen rekening kan houden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen en W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 24 oktober 2022