Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-08-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:235
Zaaknummer
22-359/AL/OV
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk. Nergens blijkt uit dat verweerder contact heeft opgenomen met de door klager genoemde personen of betrokken is geweest bij fraude, ongefundeerde beschuldigingen jegens klager heeft geuit en/of onwelvoeglijk taalgebruik heeft gebruikt. Klager heeft geen belang bij een klacht over het in strijd handelen door verweerder met een concurrentiebeding.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 augustus 2022 in de zaak 22-359/AL/OV naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) met kenmerk 1502676, door de raad ontvangen op 28 april 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 De moeder van klager (hierna: de moeder) is op 18 augustus 2014 overleden. In haar testament is zij niet van de wettelijke erfopvolging afgeweken. Naast klager zijn zijn zussen T en M erfgenamen. 1.2 Op 20 mei 2015 heeft de griffier van de rechtbank Gelderland een akte van verwerping van de nalatenschap van de moeder door klager opgemaakt. T en M hebben de nalatenschap van de moeder zuiver aanvaard en zij zijn sinds juli 2015 verwikkeld in een geschil over de verdeling van de nalatenschap tussen hen beiden. Dit heeft geleid tot een procedure bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de kantonrechter). Verweerder staat T in die procedure bij. 1.3 In 2018 heeft klager heeft T en M gedagvaard voor de kantonrechter en nietigverklaring dan wel vernietiging van de door hem gedane verwerping van de nalatenschap van de moeder gevorderd. Dit omdat klager, naar eigen zeggen, voor de verwerping al daden van aanvaarding had verricht en hij ten tijde van de verwerping niet in staat was zijn wil te bepalen vanwege een geestelijke stoornis. Verweerder heeft T in die procedure bijgestaan. 1.4 Bij vonnis van 12 september 2018 heeft de kantonrechter de vordering van klager afgewezen. Bij arrest van 11 januari 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verwerping van de nalatenschap nietig verklaard. 1.5 Op 12 augustus 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder heeft buiten rechte informatie verkregen van verschillende personen die werkzaam zijn (geweest) in het FACT team psychose van Pro Persona en van een fysiotherapeute. b) Het lijkt erop dat verweerder in strijd heeft gehandeld met ‘het concurrentiebeding’ doordat klager zijn advocaat heeft moeten betalen en T verweerder niet heeft hoeven te betalen. Klager vraagt zich tevens af of verweerder betrokken is bij het verduisteren van gelden uit de erfenis. c) Verweerder heeft ongefundeerde financiële beschuldigingen over klager geuit. Klager vraagt zich tevens af of verweerder betrokken is bij fraude. d) Verweerder heeft onwelvoeglijk taalgebruik geuit richting klager, onder meer tijdens een zitting bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
3 VERWEER 3.1 Verweerder voert primair aan dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat er geen sprake is van een voldoende duidelijk verwoorde en concrete klacht. Subsidiair voert verweerder het volgende aan. Verweerder ontkent dat hij Pro Persona heeft benaderd dan wel ongevraagd informatie over klager van Pro Persona heeft verkregen. Ook ontkent verweerder met één van de andere door klager in zijn klacht genoemde personen contact te hebben gehad. Tussen klager en verweerder bestaat geen concurrentiebeding zodat verweerder deze ook niet heeft kunnen overtreden. Dat verweerder ongefundeerde financiële beschuldigingen jegens klager heeft geuit of gebruikt heeft gemaakt van onwelvoeglijk taalgebruik jegens klager betwist verweerder eveneens.
4 BEOORDELING Ontvankelijkheid 4.1 Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er geen sprake is van een voldoende duidelijk verwoorde en concrete klacht. De voorzitter gaat aan dit verweer voorbij nu het haar wel duidelijk is waarover klager klaagt en de vraag of de verschillende klachtonderdelen voldoende zijn geconcretiseerd en/of onderbouwd een inhoudelijke beoordeling van de klacht betreft.Inhoudelijke beoordeling 4.2 De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.Klachtonderdelen a), c) en d) 4.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. 4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Het is aan de klager om de feiten waarop hij zijn klacht baseert voldoende aannemelijk te maken en ten minste aanknopingspunten aan te dragen voor de juistheid van zijn stellingen. Dat heeft klager niet gedaan. Nergens blijkt uit dat verweerder contact heeft opgenomen met verschillende personen die werkzaam zijn (geweest) bij Pro Persona en/of met een fysiotherapeute. Nergens blijkt ook uit dat hij betrokken is bij fraude, hij ongefundeerde financiële beschuldigingen jegens klager heeft geuit en/of hij onwelvoeglijk taalgebruik heeft gebruikt. Klachtonderdelen a), c) en d) zijn dan ook kennelijk ongegrond.Klachtonderdeel b) 4.5 In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met een ‘concurrentiebeding’ nu klager wel zijn advocaat heeft moeten betalen maar T verweerder niet heeft hoeven te betalen. 4.6 De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten dat klager en verweerder geen concurrentiebeding overeen zijn gekomen, geldt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen niet voor iedereen geldt, maar slechts voor diegene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Nu klager geen eigen, rechtstreeks belang heeft bij de vraag of T verweerder heeft moeten betalen voor zijn diensten, is klachtonderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk. 4.7 Voor zover klager er in dit klachtonderdeel ook over klaagt dat verweerder betrokken is bij het verduisteren van gelden uit de erfenis van de moeder, geldt dat klager dit niet heeft onderbouwd.
BESLISSING De voorzitter verklaart: - klachtonderdelen a), c) en d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond; - klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 22 augustus 2022