Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-10-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:195

Zaaknummer

22-330/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht over de eigen advocaat deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 3 oktober 2022

in de zaak 22-330/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

verweerder

 

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 9 september 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 19 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020-1244465/EJH/RAB van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met de gemeente. De gemeente vorderde een bedrag van ruim € 25.000,- van klager terug dat ten onrechte aan hem zou zijn uitbetaald.

2.3 Verweerder heeft namens klager op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit van de gemeente. Verweerder heeft vervolgens verzuimd om tijdig de gronden van het bezwaar in te dienen. De gemeente heeft het bezwaar bij beslissing op bezwaar van 6 maart 2015 daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2.4 Verweerder heeft namens klager beroep ingesteld tegen het besluit van 6 maart 2015. Op 9 november 2015 heeft de zitting bij de rechtbank plaatsgevonden, waar verweerder is verschenen. Bij uitspraak van 19 februari 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

2.5 Klager heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. Op 19 december 2018 heeft verweerder de aansprakelijkstelling gemeld bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar (hierna: de verzekeraar).

2.6 Verweerder heeft nadien namens klager nog geprobeerd om klagers schuld bij de gemeente af te kopen. Dat is niet gelukt. Wel heeft de gemeente ingestemd met een betalingsregeling.

2.7 In januari 2021 heeft verweerder de verzekeraar naar de stand van zaken gevraagd.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

3. Verweerder heeft verzuimd tijdig de gronden van het bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit van de gemeente in te dienen, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.

4. Verweerder heeft klager in de beroepsprocedure niet geïnformeerd over de voortgang van de zaak, waaronder de datum van de mondelinge behandeling van het beroep.

6. Verweerder heeft in een telefoongesprek met klager erkend een fout te hebben gemaakt en toegezegd dat klager schadeloos zou worden gesteld. Verweerder heeft echter niet gereageerd op meerdere contactverzoeken van klager om over de afwikkeling nader te vernemen.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

Klachtonderdelen a) en b)

5.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

5.2 De raad ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in deze klachtonderdelen. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 

5.3 De raad overweegt als volgt. Klachtonderdeel a) heeft betrekking op het jaar 2015 en klachtonderdeel b) op het jaar 2015/2016. Door pas op 9 september 2020 een klacht in te dienen, heeft klager de termijn van artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet ruimschoots overschreden. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten is niet gebleken. Klachtonderdelen a) en b) zijn daarom niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel c)

5.4 Klager verwijt verweerder dat hij in een telefoongesprek heeft erkend een fout te hebben gemaakt en heeft toegezegd dat klager schadeloos zou worden gesteld, maar dat hij niet heeft gereageerd op meerdere verzoeken van klager om over de afwikkeling nader te vernemen.

5.5 Verweerder voert aan dat hij niet beter weet dan dat de aansprakelijkstelling onder behandeling is bij de verzekeraar. Verweerder heeft klager duidelijk gemaakt dat de jurist/advocaat van de verzekeraar de zaak zal beoordelen om te bezien of het überhaupt kans van slagen zou hebben gehad als het bezwaar wel tijdig was ingediend en dat de kans wel degelijk aanwezig was dat het bezwaar ongegrond verklaard zou worden, aldus verweerder.

5.6 De raad overweegt als volgt. Op de zitting van de raad heeft verweerder uitgelegd dat hij de aansprakelijkstelling van klager in 2018 heeft gemeld bij de verzekeraar en de contactgegevens van de verzekeraar met klager heeft gedeeld. Tot juli 2020 heeft verweerder veelvuldig contact met klager gehad. Klager heeft in die contacten nooit gevraagd naar de stand van zaken van de aansprakelijkstelling, aldus nog steeds verweerder. Klager is niet op de zitting van de raad verschenen en heeft daardoor niet kunnen weerspreken wat verweerder op de zitting heeft gezegd. De raad gaat daarom uit van de juistheid van wat verweerder heeft gezegd. Gelet daarop is klachtonderdeel c) ongegrond.       

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a) en b) niet-ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en M. Bootsma, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.

Griffier                                                                                                Voorzitter

Verzonden: 3 oktober 2022