Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-09-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:188

Zaaknummer

22-674/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 26 september 2022 in de zaak 22-674/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 augustus 2022 met kenmerk 1656230/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw) bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tussen de vrouw en klager. Klager en de vrouw hebben naast de Nederlandse nationaliteit ook de Burkinese nationaliteit. Klager en de vrouw hebben samen met hun twee kinderen van augustus 2015 tot eind 2019 in Mali gewoond.  1.2    Op 27 september 2016 heeft verweerster namens de vrouw een verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Zij heeft het verzoek op 29 september 2016 per e-mail aan klager gestuurd en heeft een leesbevestiging van deze e-mail gekregen. 1.3    Op 20 oktober 2016 heeft verweerster verklaringen van de Nederlandse Ambassade over het bezit van Nederlanderschap van klager en van de vrouw (hierna: de verklaringen van de ambassade) aan de rechtbank overgelegd. Diezelfde dag heeft verweerster de verklaringen van de ambassade per e-mail aan klager gestuurd. 1.4    Op 22 februari 2017 heeft mr. F zich in de echtscheidingsprocedure als advocaat voor klager gesteld.  1.5    Bij beschikking van 8 juni 2017 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen klager en de vrouw uitgesproken.  1.6    Op 21 december 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.  a)    Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure stiekem, achter de rug van klager om, verklaringen van de ambassade aan de rechtbank verstrekt die vals en onjuist zijn, om de rechtbank te misleiden. b)    Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure niet vermeld dat de vrouw ook de Burkinese nationaliteit bezit, terwijl zij wist of behoorde te weten dat dit van wezenlijk belang was.

3    VERWEER 3.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.  4.2    De klacht heeft betrekking op de echtscheidingsprocedure die is geëindigd met de beschikking van de rechtbank van 8 juni 2017. Door hierover pas op 21 december 2021 een klacht in te dienen, heeft  klager de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet overschreden. Klager heeft aangevoerd dat hij pas in september 2020 kennis heeft genomen van de echtscheidingsbeschikking en daarmee van de verklaringen van de ambassade. Dat acht de voorzitter niet aannemelijk. Klager heeft namelijk niet betwist dat hij op 20 oktober 2016 een e-mail van verweerster heeft ontvangen met als bijlagen de verklaringen van de ambassade. Ook heeft hij niet betwist dat hij op 29 september 2016 een e-mail van verweerster heeft ontvangen met als bijlage het echtscheidingsverzoek. Gelet hierop houdt de voorzitter het er dan ook voor dat klager in 2016 op de hoogte was van het echtscheidingsverzoek en de namens de vrouw in die procedure overgelegde stukken, waaronder de verklaringen van de ambassade. De voorzitter ziet dan ook geen aanleiding om de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet pas in 2020 aan te laten vangen.   4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1, onder a Advocatenwet, daarom niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 september 2022.

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op: 26 september 2022