Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:145

Zaaknummer

220146

Inhoudsindicatie

Appelverbod. Door klager zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat hij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof overweegt dat door de raad geen inbreuk is gemaakt op het beginsel van openbaarheid. Voor openbaarheid is, naast de vermelding daarvan in de beslissing, voldoende dat de beslissing openbaar was vanaf een bepaalde aan partijen tevoren bekend gemaakte dag, en dat de beslissing bij de griffie in geschreven vorm aanwezig was en zowel partijen als andere belanghebbenden inzage en afschrift ervan konden verkrijgen. Aan deze maatstaf voldoet de beslissing van de raad, nu de uitspraakdatum aan partijen is bekend gemaakt en de beslissing op die dag aan klager is toegezonden. Het beroep van klager wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Beslissing van 19 september 2022

in de zaak 220146

naar aanleiding van het hoger beroep van:

                                     

klager

tegen:

verweerder

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 14 juni 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 20-914/AL/NN). In deze beslissing is de klacht van klager deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:122 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 De gemachtigde van klager, de heer B. (hierna: gemachtigde), heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 28 maart 2022 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:126 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 26 april 2022 per mail ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.

 

3  BEOORDELING

standpunt klager

3.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet. Het hof begrijpt uit de stellingen van (de gemachtigde van) klager dat hij van mening is dat sprake is van een schending van fundamentele rechtsbeginselen, omdat, zakelijk weergegeven:

a) klager er niet bekend mee was dat de raad op 28 maart 2022 uitspraak zou doen, waardoor de beslissing van de raad in strijd is met het openbaarheidsbeginsel;

b) de uitspraakzitting niet als openbaar kan worden aangemerkt, omdat de uitspraak vervroegd is uitgesproken;

c) klager, ondanks een daartoe strekkend verzoek aan de raad, geen afschrift van het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2022 heeft ontvangen. Daarbij komt dat artikel 2.7.2 van het Procesreglement van de Raden van Discipline, waarin staat vermeld dat het proces-verbaal pas wordt verstrekt als er hoger beroep wordt ingesteld, strijdig is met het openbaarheidsbeginsel en geen effectieve remedie biedt in de zin van artikel 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM);

d) de raad in strijd met de motiveringsplicht heeft gehandeld, omdat de raad het verzet ongemotiveerd heeft afgedaan en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek om prejudiciële vragen te stellen is afgewezen.

overwegingen hof

maatstaf

3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

ad a)

3.3 Het hof stelt voorop dat in deze zaak geen sprake is van een bij vervroeging gedane uitspraak. Bij e-mail van 21 maart 2022 heeft de griffie van de raad immers medegedeeld dat de eerder aangekondigde uitspraakdatum van 21 maart 2022 niet kon worden gehaald. Toen is medegedeeld dat de uitspraak op 4 april 2022 of zoveel eerder als mogelijk zou worden gedaan. Op 28 maart 2022 is vervolgens bij e-mail aangekondigd dat er diezelfde dag uitspraak zou worden gedaan.

3.4 Het hof overweegt dat door de raad geen inbreuk is gemaakt op het beginsel van openbaarheid. Voor openbaarheid is, naast de vermelding daarvan in de beslissing, voldoende dat de beslissing openbaar was vanaf een bepaalde aan partijen tevoren bekend gemaakte dag, en dat de beslissing bij de griffie in geschreven vorm aanwezig was en zowel partijen als andere belanghebbenden inzage en afschrift ervan konden verkrijgen (vergelijk HR 22 november 1996, NJ 1997/205 en HvD 21 januari 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:8). Aan deze maatstaf voldoet de beslissing van de raad, nu de uitspraakdatum – zoals hiervoor in 3.3 is overwogen – aan partijen is bekend gemaakt en de beslissing op die dag aan klager is toegezonden. Het beroep van (de gemachtigde van) klager op schending van het beginsel van openbaarheid treft dan ook geen doel.

ad b)

3.5 De stelling van (de gemachtigde van) klager dat de uitspraak niet in het openbaar heeft plaatsgevonden mist, gelet op hetgeen in 3.4 is overwogen, feitelijke grondslag. Blijkens de slotpassage van de bestreden beslissing is die uitgesproken ter openbare zitting. Dit volstaat. Klager heeft overigens geen belang bij dit beroep, omdat de beslissing is toegezonden en door hem is ontvangen, zodat hij daarvan kennis heeft genomen.

ad c)

3.6 Op grond van artikel 2.7.2 van het Procesreglement van de Raden van Discipline heeft de raad het verzoek van klager tot afgifte van het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2022 kennelijk afgewezen. Dit is een processuele beslissing. De inhoud van de beslissing waartegen klager in beroep is gegaan wordt niet geraakt en kan om die reden al geen grond opleveren voor het aannemen van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel (vergelijk HvD 10 september 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:176).

ad d)

3.7 Volgens (de gemachtigde van) klager heeft de raad zijn beslissing op het verzet onvoldoende gemotiveerd, in het bijzonder waarom het verzoek om prejudiciële vragen te stellen is afgewezen. Naar het oordeel van het hof raakt deze stelling geen fundamenteel rechtsbeginsel, maar de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Klachten betreffende de motivering van de beslissing leveren naar vaste jurisprudentie geen grond voor doorbreking van een appelverbod (HR 23 juni 1995, NJ 1995/661 en HvD 12 april 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:64).

slotsom

3.8 De slotsom is dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat hij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Klager kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.

 

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2022.

 

griffier                                                                                                       voorzitter 

 

De beslissing is verzonden op 19 september 2022.