Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-08-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:188

Zaaknummer

21-923/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klagers naar het oordeel van de raad naar behoren bijgestaan in hun geschil met de woningbouwvereniging. Verweerder heeft daarbij gehandeld naar de door klagers aangepaste opdracht. Pas later is verweerder bekend geworden met het standpunt van de verhuurder. Op basis van die nieuwe informatie heeft verweerder een procedure afgeraden en suggesties voor de toekomst gedaan. Van het reduceren van hun complexe zaak tot een onbeduidende zaak is geen sprake geweest. Na de ontstane vertrouwensbreuk kon verweerder niet anders dan zich als advocaat terugtrekken. Dat heeft hij op zorgvuldige wijze gedaan (regel 14 leden 2 en 3). Niet gebleken van onnodige grievende uitlatingen jegens klagers. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 augustus 2022 in de zaak 21-923/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:

klager, klaagster, tezamen ook: klagers oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 25 oktober 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 17 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 20/146 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 mei 2022. Daarbij waren klagers aanwezig. Verweerder was eveneens aanwezig en is ter zitting bijgestaan door zijn voormalige patroon, mr. Van de V. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen. Met de e-mail van klagers van 24 mei 2022 is geen rekening gehouden omdat deze in strijd met het Procesreglement Raden van Discipline te laat is ingediend.

2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Klagers wonen in een gehuurde woonruimte waar zij al jaren overlast ondervinden van hun buren. Klagers hebben verweerder benaderd met het verzoek om hen rechtsbijstand te verlenen. 2.2 Bij e-mail van 8 mei 2020 aan klagers heeft verweerder de opdracht bevestigd en gelijktijdig een eerste conceptbrief voor verhuurder Vivare (hierna verder: de verhuurder) bijgevoegd. In de opdrachtbevestiging heeft verweerder onder andere het volgende opgenomen:

“(…) Het geschil

U huurt een woning in [O]. U ondervindt overlast van uw buurman (nummer 10). Ondanks dat u zich meermalen hierover heeft beklaagd, heeft [de verhuurder] geen actie ondernomen. U wenst dat de overlast wordt beëindigd. Daarnaast wenst u de door u geleden schade op [de verhuurder] te verhalen.

De werkzaamheden

Wij bespraken de opties voor verdere behandeling van deze zaak en de daarin door u nagestreefde uitkomst en de naar mijn inschatting juridische haalbaarheid daarvan. In eerste instantie zal ik een brief opstellen voor [de verhuurder). Ik zal u van te verzenden brieven eerst een concept zenden ter bespreking. Afhankelijk van de daarop volgende reactie zijdens (en namens) de verhuurder zal ik met u mijn vervolgwerkzaamheden bespreken.(…)”

2.3 Bij e-mail van 11 mei 2020 om 12:10 uur aan verweerder hebben klagers als volgt gereageerd:

“We hebben de opdrachtaanvaarding gelezen en het kopje ‘geschil’ geherdefinieerd. Kunt u zich daarin vinden? 

Want, door het melden van de acute crisis situatie van nummer 10, is de invalshoek van ons geschil mank. Buurman 10 is niet de kern van het geschil.

Wat is voor ons het geschil ?

[De verhuurder] verhuurt woningen in de flat aan stichtingen of bedenkt constructies waarmee cliënten met mentale en gedragsproblemen in de [naam flat] geplaatst worden. 

Sinds 2009 ondervindt u hierdoor direct of indirect overlast en schade zoals genoemd in onze correspondentie. 

U bent als huurder hierover niet geïnformeerd. 

U wenst dat deze continue overlast beëindigt, de genoemde schade op [de verhuurder] verhaald wordt en toegang tot één of twee andere voor u gepaste huurwoningen in [O] mogelijk wordt gemaakt.

Woningen moeten omgevingsprikkelvrij zijn. 

Daarnaast treedt [de verhuurder] niet op tegen veelvuldige overlast van normale huurders bijvoorbeeld in het geval van de huidige overlast van nummer 10.

Deze overlast wil u binnen redelijke termijn beëindigd zien.

Ook hiervan wilt u ook de schade op [de verhuurder] verhalen. (…)” 

Dezelfde dag om 12:42 uur hebben klagers per e-mail aan verweerder laten weten dat zij de conceptbrief aan de verhuurder hebben gelezen en verweerder gevraagd of hij zich kon vinden in de door hun voorgestelde wijzigingen.

2.4 Bij brief van 14 mei 2020 heeft verweerder namens klagers de verhuurder aansprakelijk gesteld. Verweerder heeft diverse wijzigingen doorgevoerd in de definitieve brief. In de conceptbrief was de overlastproblematiek specifiek gericht op de buurman van klagers van nummer 10, waar in de definitieve brief werd verwezen naar de jarenlange terugkerende en nimmer geëindigde zeer ernstige overlastproblematiek van klagers met verschillende huurders in de flat. In afwijking van zijn conceptbrief heeft verweerder niet volstaan met de algemene aansprakelijkstelling vanwege de overlast veroorzaakt door de buurman met verzoek tot erkenning van die aansprakelijkheid en vergoeding van door klagers geleden schade, maar heeft dit ruimer omschreven:

“Cliënten verzoeken u allereerst om de huidige, acute ondervonden overlast door huurder van nummer 10, middels het treffen van effectieve (rechts)maatregelen, te beëindigen. Middels deze brief stellen cliënten u aansprakelijk en maken zij aanspraak op vergoeding van de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade en alle daarbij komende kosten en renten als gevolg van het hen overkomen letsels en lichamelijke en psychische ongemakken.

Graag verneem ik binnen 7 dagen van u of, en zo ja, welke rechtsmaatregelen door u tegen de overlast veroorzakende huurder ondernomen zullen worden. Ik verzoek u om mij eveneens binnen de gestelde termijn schriftelijk te bevestigen dat de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de ondervonden overlast wordt erkend.

Namens cliënten ben ik uiteraard bereid tot nader overleg. (…).”

2.5 Op 13 oktober 2020 heeft verweerder aan klagers per e-mail de reactie van de advocaat van de verhuurder doorgestuurd. In zijn e-mail heeft verweerder opgemerkt dat volgens de verhuurder geen concrete overlastmeldingen waren ontvangen en van ernstige en structurele overlast geen sprake is geweest en heeft hij klagers om een reactie gevraagd. 2.6 Diezelfde dag hebben klagers per e-mail aan verweerder laten weten:

“Dit is exact wat we verwacht hebben.

We zijn naar aanleiding van een paar gesprekken met het Juridisch Lokket besolten deze pad in te gaan omdat er ons duidelijk werd dat hier sprake is van overmacht en wangebruik van deze positie.

U maakt al half jaar met ons dit mee. Wij willen zeker door als uw advies ook ons wens dekt. Zo niet - door welke reden dan ook – wat moeten we dan wel doen als we hiermee niet doorgaan?”

2.7 Bij e-mail van 16 oktober 2020 heeft verweerder klagers afgeraden om een gerechtelijke procedure tegen de verhuurder te starten. Verweerder heeft het volgende geschreven:

“U heeft zich de afgelopen jaren over meerdere buren beklaagd. Voor de goede orde: een klacht over de buurman van nummer 25 staat los van de klacht over de buurman van nummer 26. Van deze klachten worden aparte dossiers aangelegd. 

Op [de verhuurder] rust een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. [De verhuurder] moet zich voldoende inspannen om de feitelijke overlast te laten doen beëindigen, maar daarvoor zal eerst moeten komen vast te staan dat er sprake is (geweest) van structurele overlast. [De verhuurder] moet voor de betreffende huurder dus een voldoende dossier opgebouwd hebben alvorens zij daartegen in rechte actie kan ondernemen. 

Ik acht het, gelet op de relatief geringe inhoud van de afzonderlijke overlastdossiers, niet raadzaam om tegen [de verhuurder] een gerechtelijke procedure te starten. Een procedure zal naar verwachting slechts een kostenverhogend effect hebben. Ik kan u wel voor de toekomst de volgende tips aanreiken: 

- omschrijf in uw klacht concreet wie (welke buurman) overlast veroorzaakt en wat de overlastveroorzakende omstandigheid is;

- maak duidelijk wat u van [de verhuurder] verwacht (beëindiging overlast);

- verzamel objectiveerbare gegevens (video en -audiomateriaal) en stuur deze met de klacht mee;

- voorkom herhalingen of vermelding van bijzaken.

Uiteraard ben ik bereid om het bovenstaande in een telefonisch onderhoud nader aan u toe te lichten.”

2.8 Per e-mail van 18 oktober 2020 hebben klagers aan verweerder gevraagd om hen eerst te laten weten of hij bekend is geworden met nieuwe feiten die mogelijk in hun nadeel kunnen werken in een eventuele zaak tegen de verhuurder en dat zij daarna op zijn advies in zijn e-mail van 16 oktober 2020 zullen reageren. 2.9 Per e-mail van 21 oktober 2020 om 8:55 uur hebben klagers aan verweerder het volgende geschreven en hem gevraagd daarop te reageren:

“In deze zaak van ons met [de verhuurder], hebben wij dit jaar een goede en gedegen start gemaakt.

Alleen u bent moeilijk “te vinden en bewegen”. Al vanaf april jl. toen wij halsoverkop naar een hotel vluchtten (…). En iedere keer het vuur en animo in u brandend weten te houden. (…)

Bitter genoeg, wilden wij ondanks alles met u samen doen. Enkel omdat wij “een toevoeging” een klein budget vinden voor een grote zaak. (…). Totdat u – op vrijdag 16 oktober jl. - een zaak die veelvuldige ingangen biedt, voor gezien hield! (…).

Het had ons veel tijd, schrijfwerk en energie bespaart als om welke reden dan ook dit niet wilde tot bloei brengen. We hopen dat u met ons meewerkt om dit “weeskind”, juiste “pleegouders” te geven.”

2.10 Daarop heeft verweerder diezelfde dag om 9:29 uur opnieuw aan klagers per e-mail uitgelegd waarom volgens hem het niet raadzaam zou zijn om een gerechtelijke procedure te starten tegen de verhuurder. Hij heeft daarover onder meer geschreven:

“Zoals ik in mijn eerdere e-mail aan u kenbaar heb gemaakt, strekt de door u ondervonden overlast zich uit over meerdere huurders c.q. meerdere genotsbeperkende omstandigheden, waarvan [de verhuurder] afzonderlijke dossiers heeft aangelegd. Alvorens [de verhuurder] tegen de betreffende overlastveroorzakende huurders rechtsmaatregelen kan treffen, dient zij een dossier met voldoende (objectiveerbare) gegevens te hebben opgebouwd. Uit de betreffende dossiers moet blijken dat de overlast ernstig en structureel van aard is. Hierdoor wordt de haalbaarheid van uw zaak gecompliceerder, te meer er op [de verhuurder] een inspanningsverplichting rust. Vivare hoeft niet te garanderen dat de overlast beëindigt. Zij hoeft slechts aan te tonen dat zij tijdig actie heeft ondernomen naar aanleiding van de binnengekomen meldingen. Die meldingen moeten voldoende concreet zijn en de oorzaak van de door u ondervonden overlast vermelden, zodat het voor [de verhuurder] duidelijk wordt wat de aard van de klachten zijn. In de afzonderlijke dossiers zie ik dat dat niet altijd het geval is (geweest). Ook heeft u bij de meldingen geen bewijsmateriaal bijgesloten, waardoor [de verhuurder] de juistheid ervan niet kon verifiëren. Het bovenstaande in ogenschouw genomen maakt dat ik het voeren van een gerechtelijke procedure niet raadzaam acht.(…)”

2.11 Op 25 oktober 2020 hebben klagers een klacht ingediend bij de deken. 2.12 Per e-mail van 28 oktober 2020 aan klagers heeft verweerder zich teruggetrokken als hun advocaat. Verweerder heeft het volgende geschreven:

“In navolging op ons telefonisch onderhoud van hedenochtend, bericht ik u als volgt.

Zoals u bekend, heeft [de verhuurder] de aansprakelijkheid betwist. Ik heb u, gelet op de procesrisico’s, afgeraden om een gerechtelijke procedure te starten. Ik begrijp dat u thans geen vertrouwen meer in mij heeft. Vanwege de vertrouwensbreuk zal ik mijn werkzaamheden voor u beëindigen. U kunt zich uiteraard wenden tot een andere advocaat. U kunt hiervoor contact opnemen met het Juridisch Loket.”

2.13 Vervolgens hebben klagers bij het kantoor waar verweerder werkzaam is een klacht ingediend. Bij e-mail van 13 november 2020 aan klagers heeft de klachtenfunctionaris klagers geïnformeerd over zijn beoordeling van de klacht en die als gedeeltelijk gegrond verklaard, namelijk voor zover verweerder de hooggespannen verwachtingen van klagers te weinig heeft onderkend en niet voldoende heeft verduidelijkt welke verwachtingen (kansen en risico’s) zij mochten hebben gezien de aard en de omvang van hun klachten en de daarvoor geëiste oplossingen en/of schadevergoeding, en de klachten voor het overige als ongegrond afgewezen. 2.14 Op 15 november 2020 hebben klagers de deken gemeld dat zij de behandeling van hun klacht van 25 oktober 2020 jegens verweerder willen voortzetten.  2.15 Per e-mail van 27 november 2020 aan de deken heeft verweerder laten weten dat hem niet duidelijk is geworden uit de verschillende correspondentie van klagers aan de deken welke concrete tuchtrechtelijke verwijten klagers hem maken, zodat hij zich daarop niet kan verweren. Ook heeft verweerder daarin gemeld dat het naar zijn mening niet op de weg van een deken ligt om klagers juridisch inhoudelijk een beoordeling of advies te geven over hun geschil met de verhuurder of hun te helpen om een beslissing te nemen over wijziging van advocaat. Voor zover de correspondentie van klagers begrepen moet worden als een bemiddelingsverzoek, heeft verweerder zich bereid verklaard om daaraan mee te werken.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) in strijd met gedragsregels 8 en 16 klagers (i) niet direct bij het aannemen van de zaak en na bestudering van de stukken te wijzen op de haalbaarheid van een gerechtelijke procedure, maar dit pas zeven maanden later op basis van dezelfde informatie te doen, en (ii) klagers ook niet vooraf te informeren over de gevolgen van het aanschrijven van hun verhuurder en het dreigen met een rechtszaak zonder dit dreigement waar te maken; b) In strijd met gedragsregel 14 lid 3 de zaak van klagers op een onzorgvuldige wijze neer te leggen.Toelichting: Verweerder heeft de zaak aangenomen en een tijd daarna zonder resultaat zich als advocaat teruggetrokken. Dat was onzorgvuldig omdat klagers geen nieuwe advocaat konden vinden omdat verweerder hun toevoeging al deels had gebruikt voor hun complexe zaak; c) zich jegens klagers in strijd met gedragsregel 7 onnodig grievend uit te laten, door (i) in zijn e-mail van 16 oktober 2020 te beweren dat klagers veel bijzaken hebben genoemd, (ii) te stellen in zijn e-mail van 27 november 2020 aan de deken dat klagers de deken ten onrechte gebruikten als hun juridisch adviseur, en (iii) klaagster hyper akoestisch te noemen; d) de zaak van klagers kleiner te maken dan deze daadwerkelijk was.Toelichting: Verweerder heeft namens klagers de verhuurder aangeschreven wegens overlast van één bewoner/buurman met als zijn doel dat die bewoner zou vertrekken. Tegen hun uitdrukkelijke wil in heeft verweerder daarmee hun zaak gereduceerd tot een irrelevante zaak tegen die ene buurman, die toch al zou vertrekken, terwijl de kern van hun geschil de structurele onleefbaarheid in de flat en daardoor geleden schade was. Volgens klagers heeft verweerder daardoor in strijd met de gedragsregels, waaronder 6 en 14 lid 2, gehandeld.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a) 4.2 Bij aanvang van de zaak lag het starten van een procedure nog helemaal niet in het verschiet. Verweerder was toen nog niet op de hoogte van het standpunt van de verhuurder en heeft klagers aanvankelijk op basis van de van hun verkregen informatie geadviseerd over hun rechtspositie. Pas op een later moment heeft verweerder nieuwe informatie gekregen op grond waarvan hij klagers heeft afgeraden om een gerechtelijke procedure tegen de verhuurder te starten. Die nieuwe informatie kreeg hij op 13 oktober 2020 van de advocaat van de verhuurder die hem liet weten dat oude overlastgevallen inmiddels waren opgelost in de flat, dat de overlastgevende huurder van nummer 10 zijn huur zou hebben opgezegd, dat voor de aanpak van overlast voldoende dossiervorming zou zijn vereist en dat klagers op dat moment geen concrete overlastmeldingen bij de verhuurder zouden hebben gedaan. Volgens verweerder heeft hij geprobeerd om met zijn brieven, waarmee klagers telkens vooraf hebben ingestemd, de kwestie tussen klagers en de verhuurder in het belang van klagers in der minne te regelen. Ook heeft hij daarbij rekening gehouden met de belangen en gewenste insteek van klagers. Anders dan klagers stellen heeft hij niet geadviseerd om met hun zaak te stoppen na hun e-mail van 13 oktober 2020. Hij heeft op 16 oktober 2020 een procedure afgeraden maar daarnaast ook handvatten gegeven om toekomstige overlast aan de verhuurder kenbaar te (blijven) maken voor dossiervorming.Klachtonderdeel b) 4.3 Volgens verweerder heeft hij de zaak van klagers op zorgvuldige wijze neergelegd. Uit de e-mail van klagers van 21 oktober 2020 bleek duidelijk dat klagers zich niet met zijn werkwijze en adviezen konden verenigen. Op 28 oktober 2020 heeft hij zijn advies over de afgeraden gerechtelijke procedure opnieuw telefonisch uitgebreid aan klagers toegelicht. Tijdens dat gesprek lieten klagers hem weten dat zij het niet eens waren met dat advies en ook dat zij geen vertrouwen hadden in zijn dienstverlening. Daarom heeft hij per e-mail van ook 28 oktober 2020 aan klagers bevestigd dat hij zijn werkzaamheden zou neerleggen. Hij had in die omstandigheden ook geen andere keuze meer. Verweerder vindt het niet correct dat klagers tijdens hun telefoongesprek niet hebben laten weten dat zij drie dagen daarvoor al een klacht bij de deken hadden ingediend. Daarmee is verweerder pas op 30 oktober 2020 bekend geworden, hetgeen de juistheid van zijn beslissing om te stoppen alleen maar heeft bevestigd. Meteen na 25 of 28 oktober 2020 hadden klagers zich, zo nodig via het Juridisch Loket, tot een andere advocaat kunnen wenden zodat die advocaat de verdere werkzaamheden voor klagers zou kunnen doen, ook op basis van de overgedragen toevoeging.Klachtonderdeel c) 4.4 Verweerder betwist dat hij zich onnodig grievend jegens klagers heeft uitgelaten. Zijn opmerking over het voorkomen van herhalingen en bijzaken was een van zijn suggesties in zijn e-mail van 16 oktober 2020 over hoe klagers hun dossier het beste tegen de verhuurder konden opbouwen. Zijn mening over de taak en bevoegdheid van de deken was evenmin onnodig grievend jegens klagers. Ook betwist verweerder dat hij klaagster hyper akoestisch zou hebben genoemd. De klachtenfunctionaris van zijn kantoor heeft het woord ‘hyperakoustie’ wel gebruikt omdat klagers dat zelf zo hadden benoemd in hun klachten.Klachtonderdeel d) 4.5 Volgens verweerder hebben klagers hem in eerste instantie ingeschakeld vanwege de acute overlastproblemen veroorzaakt door hun buurman van nummer 10. Dat dit zo was afgesproken, blijkt ook uit zijn opdrachtbevestiging van 8 mei 2020. Na ontvangst van de e-mail van klagers van 11 mei 2020  heeft hij, zo heeft verweerder ter zitting verklaard, alleen nog in overleg met klagers die werkzaamheden gedaan waarmee zij telkens vooraf hebben ingestemd. Een aanpassing van de schriftelijke opdrachtbevestiging was daarom niet meer nodig omdat hij conform de opdracht werkzaamheden voor klagers deed, aldus verweerder.

5 BEOORDELING Ten aanzien van een nieuwe klacht 5.1 Tijdens de zitting van de raad hebben klagers een nieuwe klacht opgevoerd, namelijk dat verweerder zonder opdracht daartoe werkzaamheden voor hen had verricht. Deze klacht is echter tijdens het klachtonderzoek door de deken niet onderzocht, zodat verweerder zich daartegen ook niet toen heeft kunnen verweren. Om die reden wordt deze nieuwe klacht buiten beschouwing gelaten en zal de raad alleen oordelen over de klachtonderdelen zoals hiervoor onder 3 genoemd.Inhoudelijke beoordeling 5.2 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). 5.3 Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80). 5.4 Voorts geldt dat de tuchtrechter bij de toetsing aan de normen die uit artikel 46 Advocaten volgen, ook de kernwaarden zal betrekken, zoals omschreven in art. 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden is aan de gedragsregels maar die regels zijn gezien het open karakter van de wettelijke normen ter invulling van deze normen wel van belang. 5.5 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.Klachtonderdelen a) en d) 5.6 De raad ziet aanleiding om deze klachtonderdelen, vanwege hun samenhang, gelijktijdig te beoordelen. 5.7 Een advocaat is op grond van gedragsregel 8 gehouden om zich zowel in als buiten rechte te onthouden van feitelijke informatie waarvan hij weet, of behoort te weten, dat die onjuist is. Met betrekking tot de relatie met de cliënt is in gedragsregel 16 eerste lid geformuleerd, dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. 5.8 Op basis van de overgelegde stukken, het verhandelde ter zitting en gelet op het gemotiveerde verweer van verweerder, kan naar het oordeel van de raad niet worden vastgesteld dat verweerder klagers niet naar behoren heeft bijgestaan. Daarbij is het volgende van belang. 5.9 Op 8 mei 2020 heeft verweerder een opdrachtbevestiging aan klagers gestuurd. Daarin heeft verweerder voor door hem te verrichten werkzaamheden onder meer vermeld dat hij na reactie van de verhuurder zijn vervolgwerkzaamheden met klagers zal bespreken. Daarop hebben klagers per e-mail van 11 mei 2020 de daarin omschreven ‘omvang van het geschil’ geherdefinieerd, zoals weergegeven onder de feiten hiervoor. Klagers hebben in die e-mail niet gevraagd naar de eventuele haalbaarheid van een procedure. Volgens verweerder was een procedure op dat moment ook nog niet aan de orde omdat hij dat pas zou kunnen inschatten na de reactie van de verhuurder. 5.10 Alhoewel niet is gebleken dat verweerder daarna nog een aangepaste opdrachtbevestiging aan klagers heeft gestuurd, is de raad wel uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat verweerder in de praktijk heeft gehandeld naar de door klagers aangepaste opdracht. Blijkens de opdrachtbevestiging heeft verweerder met klagers bij aanvang van zijn werkzaamheden de opties van de verdere behandeling van hun zaak, de daarin door klagers nagestreefde uitkomst en zijn inschatting van de juridische haalbaarheid besproken. Op 11 mei 2020 hebben klagers de bij de opdrachtbevestiging meegezonden conceptbrief met gewenste aanpassingen aan verweerder teruggestuurd. In de lijn van klagers heeft hij daarna als deskundig advocaat ervoor gekozen om in zijn definitieve brief de verhuurder allereerst namens klagers aansprakelijk te stellen voor de door klagers als gevolg van de overlast van medehuurder op nummer 10 geleden schade en heeft hij de verhuurder gevraagd om een reactie of om overleg. Met zijn specifieke woordkeuze heeft verweerder alle opties voor latere juridische maatregelen, waaronder een procedure, opengehouden voor klagers binnen het door hun gewenste resultaat, maar dat afhankelijk gemaakt van een eventuele reactie van de verhuurder. Aangezien een regeling in der minne de voorkeur verdient boven een kostbare en tijdrovende procedure heeft verweerder daarmee naar het oordeel van de raad een juiste juridische insteek gekozen en daarin de vereiste regie gehouden. Dat klagers het toen met die handelwijze van verweerder niet eens waren, is de raad uit de stukken niet gebleken. Integendeel, uit de e-mail van 21 oktober 2020 blijkt dat klagers tot dat moment tevreden waren over de werkzaamheden van verweerder. 5.11 Niet tussen partijen is in geschil dat verweerder op 13 oktober 2020 bekend is geworden met het afwijzend standpunt van de verhuurder. Met verweerder is de raad van oordeel dat hij toen relevante nieuwe informatie heeft gekregen over de zaak van klagers. Op basis daarvan heeft verweerder klagers per e-mails van 16 en opnieuw op 21 oktober 2020 gemotiveerd afgeraden om een procedure tegen de verhuurder te beginnen. Ook heeft verweerder klagers suggesties gegeven over hun mogelijkheden in hun zaak tegen de verhuurder. Van het reduceren van hun juridische complexe zaak tot een onbeduidende zaak, zoals klagers verweerder ook hebben verweten, is volgens de raad geen sprake geweest. Verweerder heeft als verantwoordelijk advocaat de regie genomen en klagers duidelijk gemaakt hoe hun zaak in zijn visie meer kans op succes kon hebben binnen de door klagers gewenste uitkomst. Dat klagers het vervolgens met zijn negatieve (proces)adviezen niet eens waren, zoals zij verweerder telefonisch en per e-mail van 21 oktober 2020 hebben laten weten, kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten. Het stond klagers immers vrij om hun zaak en de toevoeging door een andere advocaat over te laten nemen. 5.12 De raad is uit de stukken niet gebleken dat verweerder de wederpartij heeft gedreigd met een rechtszaak. Voor zover daarmee al is gedreigd door verweerder, dan hebben klagers daarmee zelf ingestemd. Als onweersproken staat vast dat verweerder standaard zijn conceptbrieven eerst aan klagers zond en na hun instemming pas aan de wederpartij heeft verstuurd. Dit subverwijt mist dan ook een concrete feitelijke onderbouwing. 5.13 Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerder met voldoende oog voor de belangen van klagers heeft gehandeld. Daarvan kan hem tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt. Voor zover het oordeel van de klachtenfunctionaris deels anders luidt, maakt dat geen verschil. De raad is daaraan niet gebonden. De raad is overigens met de klachtenfunctionaris wel van oordeel dat wellicht de verwachtingen door verweerder beter hadden kunnen worden gemanaged, maar dat betekent daarmee niet dat dit zodanig onder de maat was dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar was. De raad zal dan ook klachtonderdelen a) en d) ongegrond verklaren.Klachtonderdeel b) 5.14  De raad stelt voorop dat een advocaat de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de zaak. De verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, (op grond van artikel 7:402 lid 1 BW) brengt mee dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken. Wanneer een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (aldus artikel 7:402 lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 14 leden 2 en 3). 5.15 Naar het oordeel van de raad kon verweerder na de vertrouwensbreuk met klagers vanwege een meningsverschil over de behartiging van hun belangen niet anders dan ervoor kiezen om zich op 28 oktober 2020 als hun advocaat te onttrekken. Verweerder heeft zowel mondeling als schriftelijk in zijn e-mail van 28 oktober 2020 in duidelijke bewoordingen aan klagers uitgelegd waarom hij zich moest onttrekken. Dat heeft hij naar het oordeel van de raad op zorgvuldige wijze gedaan. Dat klagers daarna geen advocaat meer konden vinden die op basis van de resterende toevoeging werkzaamheden wilden doen, kan de raad niet vaststellen. Stukken die dat onderbouwen, zijn door klagers ook niet overgelegd. Overigens zijn onvoldoende omstandigheden aangevoerd dat, zo daarvan sprake zou zijn geweest, dit enkele feit met zich meebrengt dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 5.16 Nu van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder jegens klagers geen sprake is, wordt klachtonderdeel b) ongegrond verklaard.Klachtonderdeel c) 5.17 Uitgangspunt is dat een advocaat zich niet onnodig grievend dient uit te laten (gedragsregel 7). Voor zover klagers de onder subverwijt (i) genoemde opmerking van verweerder als grievend hebben ervaren, was dat naar het oordeel van de raad geen onnodige uitlating van verweerder, want nuttig in het kader van de door hem voorgestelde dossieropbouw. Voor zover klagers al een eigen belang hebben om te klagen over subverwijt (ii), is dat een terechte opmerking van verweerder geweest over de rol van de deken op dat moment. Wat betreft subverwijt (iii) mist dat een feitelijke grondslag omdat dat niet een uitlating van verweerder zelf is geweest. 5.18 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder geen onnodige grievende uitlatingen jegens klagers hebben gedaan. De raad zal dan ook klachtonderdeel c) ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, P. Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.

griffier                                                 voorzitter

Bij afwezigheid van mr. M.M. Goldhoorn is deze beslissing ondertekend door mr. W.B. Kok (plaatsvervangend griffier)   Verzonden d.d. 15 augustus 2022