Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-08-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:176
Zaaknummer
22-586/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 29 augustus 2022 in de zaak 22-586/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 juli 2022 met kenmerk 1841157/EJH/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 2 augustus 2022.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft een geschil gehad met zijn ex-partner (hierna: de vrouw), onder andere over een chalet dat zij in gezamenlijk eigendom hebben en een hondje. Verweerster staat de vrouw daarin bij. 1.2 In een proces-verbaal van mondelinge uitspraak in kort geding van 22 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bepaald dat de vrouw tot en met 31 december 2021 exclusief gebruik mag maken van het chalet en klager tot die tijd op straffe van verbeurte van een dwangsom verboden wordt het terrein waar het chalet is gelegen te betreden. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. 1.3 Bij vonnis in incident van 2 februari 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) klager op straffe van verbeurte van een dwangsom verboden om het chalet en het terrein waar het chalet is gelegen te betreden tot 28 februari 2022. 1.4 Op 2 maart 2022 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen. Daarin heeft de rechtbank onder meer bepaald dat het hondje wordt toebedeeld aan de vrouw en dat het chalet wordt toebedeeld aan klager. Omdat klager en de vrouw het niet eens zijn over de waarde van het chalet heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw drie NVM-makelaars zal voorstellen aan klager voor de taxatie van het chalet, dat klager daaruit één makelaar kiest en dat klager en de vrouw deze makelaar opdracht geven om het chalet bindend te taxeren, waarbij zij beiden de helft van de kosten moeten dragen. 1.5 Verweerster en de advocaat van klager hebben vervolgens per e-mail met elkaar gecorrespondeerd over de taxatie van het chalet, waarbij verweerster heeft aangegeven dat de vrouw wil dat er een gevalideerde taxatie wordt uitgevoerd en dat de vrouw de meerkosten daarvan voor haar rekening neemt en de advocaat van klager heeft aangegeven dat een gevalideerde taxatie van het chalet ongebruikelijk en bovendien niet mogelijk is. 1.6 Op 14 maart 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. Op 30 maart 2022 heeft klager bij de deken een aanvullende klacht ingediend over verweerster. 1.7 Op 4 april 2022 heeft de taxatie van het chalet plaatsgevonden. Verweerster en de advocaat van klager hadden afgesproken dat de vrouw de sleutels van het chalet tijdens de taxatie aan klager zou overdragen. Dat is niet gebeurd.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a) Verweerster heeft bewust feiten verdraaid en heeft de rechtbank bewust onjuist geïnformeerd. b) Verweerster heeft de privacy van klager geschonden. c) Verweerster heeft meegewerkt aan strafbare feiten. d) Verweerster staat niet open voor bemiddeling en heeft klager op kosten gejaagd. e) Verweerster heeft aangegeven dat er een gevalideerde taxatie moet/zal worden uitgevoerd terwijl dat niet mogelijk is. f) Verweerster heeft ervoor gezorgd dat er een nieuwe makelaar is ingeschakeld die €400,- meer kost. g) Verweerster heeft de vrouw geadviseerd de sleutels niet af te geven. h) Er is sprake van een complot tussen verweerster en de broer van de vrouw. 3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is dit te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen. Klachtonderdeel a) 4.2 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij bewust feiten heeft verdraaid en de rechtbank bewust onjuist heeft geïnformeerd. Klager heeft hiertoe onder meer het volgende aangevoerd. Verweerster heeft in de procedure aangevoerd dat de relatie tussen klager en de vrouw is ontstaan uit een afhankelijke arbeidssituatie, terwijl dat niet klopt. Verweerster heeft veel valse zaken in de procedure ingebracht, onder andere over het afluisteren door Hoffman bedrijfsrecherche en de medische situatie van de vrouw. Ook heeft verweerster gesteld dat het leeghalen van de woning door de vrouw in onderling overleg met klager was, terwijl dat niet zo was. Daarnaast heeft verweerster gesteld dat klager meerdere notarissen had bezocht, hetgeen een verdraaiing van de feiten is. Verweerster heeft ook gesteld dat er geen handhavingsbeleid is ten aanzien van het permanent bewonen van een recreatiewoning terwijl dat niet klopt. Verweerster heeft de rechtbank niet geïnformeerd dat de vrouw bij haar dochter was ingetrokken, waarmee zij de rechter heeft misleid. In het aanvraagformulier voor een zittingsdatum voor een kort geding heeft verweerster wat betreft de verhinderdata van de wederpartij aangegeven “niet opgegeven ondanks herhaalde verzoeken”, terwijl dat niet klopt. Verweerster heeft diverse anonieme e-mailberichten ingebracht en aan klager toegeschreven zonder bewijs. Ook heeft verweerster gesteld dat klager laster over de broer van de vrouw aan het verspreiden was, terwijl dat niet zo was en heeft zij verklaringen ingebracht over de omgang van klager met zijn hondje die niet juist waren, aldus nog steeds klager. 4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft in zijn klacht een groot aantal uitlatingen van verweerster genoemd die volgens hem niet juist zijn. Daarnaast heeft klager als bijlagen bij zijn klacht correspondentie van verweerster overgelegd, waarin hij in het rood heeft aangegeven wat er in die correspondentie niet zou kloppen. Het is ondoenlijk om op al die uitlatingen en correspondentie afzonderlijk in te gaan. De voorzitter zal dat dan ook niet doen. In zijn algemeenheid geldt dat klager klaagt over inhoudelijke stellingen die verweerster namens de vrouw heeft ingenomen in de procedure tegen klager en over stukken die zij in die procedure heeft overgelegd. Het is inherent aan een juridische procedure dat partijen over zaken van mening verschillen. Het is aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen en aan klager om in die procedure daartegen verweer te voeren. Dat is ook gebeurd. Uitsluitend wanneer vast komt te staan dat verweerster een op voorhand apert onjuist standpunt heeft ingenomen, kan van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zijn. Dat daarvan sprake is, is echter niet gebleken. Evenmin is gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist zijn. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) 4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij zijn privacy heeft geschonden door gegevens te delen met de broer van de vrouw door de broer steeds in de cc te zetten en door correspondentie van de advocaat van klager te laten beantwoorden door de deurwaarder. 4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volgt uit hetgeen klager aan dit klachtonderdeel ten grondslag heeft gelegd niet dat verweerster de privacy van klager heeft geschonden. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel c) 4.6 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij heeft meegewerkt aan strafbare feiten. Verweerster heeft tegen klager gezegd dat hij zijn hondje niet meer mag zien en heeft aldus meegewerkt aan verduistering van het hondje. Zij heeft ook meegewerkt aan adresfraude van de vrouw en zij was ervan op de hoogte dat permanente bewoning van de chalet niet was toegestaan. Aangezien verweerster wist dat de vrouw het chalet permanent bewoonde heeft zij ook daarmee meegewerkt aan een strafbaar feit, aldus klager. 4.7 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het tussenvonnis van de rechtbank van 2 maart 2022 volgt dat het hondje van klager en de vrouw aan de vrouw is toebedeeld. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe verweerster heeft meegewerkt aan verduistering van het hondje. Klager heeft ook onvoldoende onderbouwd dat verweerster wat betreft het chalet heeft meegewerkt aan een strafbaar feit. Voor zover de vrouw het chalet permanent heeft bewoond terwijl dit niet was toegestaan, kan dit verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten. Ook klachtonderdeel c) is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d) 4.8 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij niet open staat voor bemiddeling en klager op kosten heeft gejaagd. Klager heeft dit echter op geen enkele manier feitelijk onderbouwd, zodat klachtonderdeel d) reeds gelet hierop kennelijk ongegrond is. Klachtonderdelen e) en f) 4.9 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 4.10 Klager verwijt verweerster in deze klachtonderdelen dat zij heeft aangegeven dat er een gevalideerde taxatie moet/zal worden uitgevoerd terwijl dat niet mogelijk is en dat dit ervoor heeft gezorgd dat er een nieuwe makelaar is ingeschakeld die € 400,- meer kost. 4.11 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat niet zij, maar de vrouw een gevalideerd taxatierapport wenste en dat de vrouw heeft aangeboden de meerkosten daarvan voor haar rekening te nemen. Gelet hierop valt dan ook niet in te zien wat verweerster tuchtrechtelijk te verwijten valt. Klachtonderdelen e) en f) zijn ook kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel g) 4.12 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij de vrouw heeft geadviseerd de sleutels van het chalet niet aan klager af te geven. 4.13 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft aangevoerd dat, nadat het chalet aan klager was toebedeeld, klager heeft verzocht om afgifte van de sleutels. Tijdens de taxatie van het chalet is daarover tussen klager en de vrouw een incident ontstaan, waardoor afgifte van de sleutels niet heeft plaatsgevonden. Daargelaten de vraag of er tijdens de taxatie een incident heeft plaatsgevonden, hetgeen klager betwist, kan op grond van het klachtdossier niet worden vastgesteld dat verweerster de vrouw heeft geadviseerd de sleutels niet aan klager af te geven. Ook klachtonderdeel g) is daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel h) 4.14 Klager verwijt verweerster tot slot dat er sprake is van een complot tussen haar en de broer van de vrouw. Klager heeft dit echter op geen enkele manier feitelijk onderbouwd, zodat ook klachtonderdeel h) kennelijk ongegrond is.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 augustus 2022