Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-08-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:168

Zaaknummer

22-564/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van onjuiste feiten of onnodig grievende uitlatingen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  22 augustus 2022 in de zaak 22-564/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

  klager gemachtigde: J.S. Pols

over:

   verweerder gemachtigde: P. Kramer advocaat te Amsterdam

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 12 juli 2022 met kenmerk 1526503, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is medeoprichter en bestuurder van de Stichting Viruswaarheid. In die hoedanigheid verzet hij zich tegen het corona- en vaccinatiebeleid van de Nederlandse overheid. 1.2    In de media zijn negatieve berichten over klager verschenen, onder andere op JOOP.nl, een progressieve nieuws- en opiniesite van BNN-VARA. Om die reden heeft klager BNN-VARA in kort geding gedagvaard. Verweerder heeft BNN-VARA in die procedure bijgestaan. 1.3    Op 17 september 2021 heeft de mondelinge behandeling van het kort geding plaatsgevonden. Verweerder heeft daar het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota. Daarin staat, voor zover relevant: “1.1. Intimideren van media is een vrijwel dagelijkse bezigheid van [klager]. (…) 1.3. (…) Omdat het [klagers] strategie is om media te intimideren (…) 4.1. Dan de kwalificaties waar [klager] over zegt te vallen: corona-ontkenner, viruswaanzinnige en sekteleider. Stuk voor stuk vrij onschuldige kwalificaties. (…) 4.5. Als een verzorgingstehuis wordt gesloten om corona-besmettingen in te dammen, constateert [klager] op Twitter dat dat tegen zijn regels ingaat, omdat hij toch had “geconcludeerd dat dit nooit meer mocht” (…) Hij straft het tehuis door hun telefoonnummer op Twitter te zetten, met als vanzelfsprekend gevolg dat zijn volgelingen het tehuis en masse bellen, met vele doodsbedreigingen tot gevolg (…) 4.8. Executie van leden van de regering is dus altijd een optie, aldus [klager]. (…) 4.10. En [klager] deinst evenmin terug voor kleinerende en kwetsende persoonlijke aanvallen.” 1.4    Op 20 september 2021 heeft klager aangifte tegen verweerder (en de hoofdredacteur van JOOP.nl) gedaan. In de aangifte heeft klager zich beklaagd over de hiervoor in 1.3 geciteerde uitlatingen van verweerder en over de volgende in de aangifte opgenomen uitlatingen van verweerder: “-     het constant onder druk zetten van meningen, intimideren van media. -    sport van maakt om te choqueren, om mensen wel degelijk persoonlijk aan te vallen, om ze te intimideren en zelfs te bedreigen. -    En daarop volgt volgende bedreigingen -    en bedreigt hem impliciet -    Het gaat erom wat die doet intimideren. -    waarom die dit? Om te intimideren. -    Nou ja, intimideert gewone mensen die hard werken in zo’n tehuis. -    uitstuurde intimiderende en bedreigende berichten die voortdurend uit speelt. -    allerlei intimiderende vergelijkingen waarin politie wordt bedreigd. -    Dat we regeringsleden gaan neerknallen. -    die in viroloog indirect bedreigt en zich opwerpt als woordvoerder (van …).” 1.5    Op 29 september 2021 heeft de gemachtigde van klager namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.  1.6    In de hiervoor in 1.2 en 1.3 genoemde kortgedingprocedure heeft de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding van 1 oktober 2021 de vordering van klager afgewezen. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.  a)    Verweerder heeft feitelijke informatie verstrekt waarvan hij weet dat die onjuist is. b)    Verweerder heeft onnodig grievende en ongepaste uitlatingen gedaan.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen. Klachtonderdelen a) en b) 4.2    De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. 4.3    Klager heeft aan zijn klacht het volgende ten grondslag gelegd. Op de zitting van 17 september 2021 heeft verweerder de haatzaaicampagne van JOOP! dunnetjes over gedaan. Hij heeft klager beledigd en systematisch gediffameerd en beschuldigd van strafbare feiten. Verweerder was ervan op de hoogte dat de zitting live gestreamd werd en deed op de zitting precies hetzelfde als waarvoor zijn cliënte was gedagvaard. Hij heeft klager weggezet als een volslagen idioot, een onwetende dansleraar die als sekteleider opereert, fraudeert en mensen bedreigt en intimideert. Een advocaat hoort zich zakelijk en niet beledigend, smadelijk en/of lasterlijk uit te laten. Het gaat niet om een geïsoleerde uitlating van verweerder, maar om een pleidooi dat doordesemd is met onnodig grievende, onjuiste, beledigende, smadelijke en lasterlijke tirade, aldus nog steeds klager. 4.4    Verweerder voert aan dat hij bij het behartigen van de belangen van zijn cliënte (ruim) binnen de geldende norm is gebleven. Hij heeft feitelijk niet meer gedaan dan het verwoorden van de standpunten van zijn cliënt, die inhielden dat de in de publicaties gedane uitlatingen en gebezigde kwalificaties niet onrechtmatig waren jegens klager. Daarbij was het vanzelfsprekend nodig om die “gewraakte” uitlatingen en kwalificaties tijdens de zitting te benoemen. Volgens vaste jurisprudentie is daarbij in uitingszaken ook de ‘prior conduct’ van klager relevant. Nu in rechte reeds is beslist dat de uitlatingen en kwalificaties niet onrechtmatig waren jegens klager, valt niet in te zien dat verweerder met het verwoorden van deze standpunten wél klachtwaardig jegens klager zou hebben gehandeld. Dat heeft hij dan ook niet gedaan. De door hem namens zijn cliënte gedane uitlatingen waren en zijn proportioneel en geoorloofd. Enige aanleiding om te twijfelen aan de van zijn cliënte ontvangen informatie was er voor verweerder niet. Dat de uitlatingen onnodig grievend en ongepast zouden zijn valt evenmin in te zien, aldus nog steeds verweerder. 4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Anders dan klager stelt, heeft verweerder met hetgeen hij op de zitting van 17 september 2021 namens zijn cliënte heeft gezegd de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerder heeft op de zitting het standpunt van zijn cliënte verwoord en klager heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerder daarbij feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat die onjuist waren. De voorzitter begrijpt voorts dat klager hetgeen verweerder over hem heeft gezegd als grievend ervaart. Het was echter functioneel voor de zaak die verweerder bepleitte, namelijk dat de op JOOP.nl over klager gedane uitlatingen niet onrechtmatig jegens klager zijn. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat het daarvoor nodig was om die gewraakte uitlatingen en kwalificaties te benoemen en handen en voeten te geven. De uitlatingen kunnen daarom niet als onnodig grievend worden aangemerkt.  4.6    Dat verweerder in zijn pleidooi veel verder is gedaan dan de uitlatingen die op JOOP.nl zijn gepubliceerd en hij daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zoals klager in zijn repliek stelt, heeft klager verder niet onderbouwd en kan daarom niet worden vastgesteld. 4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2022.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 22 augustus 2022