Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:175

Zaaknummer

20-718/AL/MN

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2022 in de zaak 20-718/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 15 maart 2021 op de klacht van:

klager sub 1 klaagster sub 2 klagers over:verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 8 september 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 15 september 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1004828HH/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 15 maart 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 13 april 2021 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 6 december 2021. Daarbij waren klagers en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet zijn opgesomd in het verzetschrift. Klagers verwijzen in het bijzonder naar hun repliek van 19 november 2019. Deze gronden houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. - Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten. - Verweerder heeft feiten gesteld waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. - Verweerder heeft de belangen van klagers onnodig geschaad. - Verweerder heeft de privacy van klagers geschonden en hij heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden. - Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij klagers heeft geschreven dat er een lagere huurprijs ingaat, indien klagers niet binnen zeven dagen op zijn brief reageren. - De werkwijze van verweerder heeft niet alleen de relatie tussen klagers en hun huurder geschaad, het heeft ook de relatie tussen klagers en de verhuurders van naastgelegen bedrijfsruimte schade toegebracht. 2.2 Met betrekking tot de vastgestelde feiten hebben klagers het volgende aangevoerd. Het betreffen twee afzonderlijke bedrijfspanden van afzonderlijke eigenaren. Verweerder heeft naar verlaging van de huurprijs gestreefd en hij heeft dit gedaan door middel van een rapport, waarbij verweerder en dat rapport zijn uitgegaan van de onjuiste uitgangssituatie dat de twee naast elkaar gelegen bedrijfspanden, als één pand beschouwd mogen worden. 2.3 Tegen de vaststaande klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Ook de specifiek ter zitting genoemde omstandigheid dat verweerder ook gevoelige correspondentie van klagers - met daarin onder meer de stelling van klagers dat hun pand meer waard is dan het pand van de andere verhuurders - naar de andere verhuurders heeft gestuurd, maakt niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter levert daarom geen nieuwe gezichtspunten op. Er is dus geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold, K.F. Leenhouts, C.W.J. Okkerse en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2022.

Griffier                                                  Voorzitter   Verzonden d.d. 21 februari 2022