Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-08-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:129

Zaaknummer

22-554/DB/OB

Zaaknummer

22-555/DB/OB

Inhoudsindicatie

Advocaat van de wederpartij. Volstrekt onvoldoende onderbouwd dat advocaat zich heeft schuldig gemaakt aan vastgoedfraude. Advocaat hoeft over het beheer van zijn derdengeldenrekening geen verantwoording af te leggen aan de wederpartij van zijn cliënt.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van  9 augustus 2022

in de zaken 22-554/DB/OB en 22/255/DB/OB

                   naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

in klachtzaak 22-254/DB/OB:

en

in klachtzaak 22-255/DB/OB:

verweerders

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mails van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 11 juli 2022 met kenmerk 48/22/025K en 48/22/026K en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op de klachtdossiers, uit van de volgende feiten.

1.1 Klaagster schreef per e-mail van 20 december 2021 het volgende aan verweerders : “Met dit schrijven verzoek ik u met spoed R&V af te leggen van uw (onbevoegde) handelingen terzake het gebruiken van Stichting beheer derdengeldenadvocaten (……) dan wel een andere derdenrekening als bouwdepot t.b.v. het doen c.q. ontvangen van betalingen van de verkoop van delen van mijn perceel (…..) aan (…..) voor de verbouwing van mijn woning (…..) (en andere bouwwerken. Omdat ik nergens toestemming/opdracht voor heb verstrekt, is het doel van dit verzoek inzicht te verkrijgen in de hoogte van het bedrag wat u (samen met de andere vastgoedfraudeurs) van mij gestolen heeft.” Verweerders hebben niet gereageerd op voormeld e-mailbericht.

1.2 Klaagster heeft op 16 februari 2022 een klacht over verweerders bij de deken ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerders het volgende:

verweerders hebben niet gereageerd op het verzoek van klaagster om rekening en verantwoording af te leggen van hun beheer van de Stichting beheer Derdengelden, waar klaagster rechthebbende is.

            Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

  2.3       Verweerders hebben achter de rug van klaagster om diverse stichtingen derdengelden opgericht en daarmee gelden ontvangen van de verkoop van delen van het perceel van klaagster (…..). Deze derdenrekening hebben zij ook als bouwdepot gebruikt voor de verbouwing van woningen, ondergebracht in een vastgoedfraudeconstructie. De stichting derdengelden alsmede de eigen Bv’s van verweerders hebben gelden uit de verkoop van delen van het perceel (….) ontvangen. De Stichting derdengelden en de Holding Bv’s  van verweerders zijn gebruikt als bouwdepot. Dat is een onderdeel van de vastgoedfraude.

  2.3       Klaagster heeft van een medewerker van de bank vernomen dat op naam van de handelsonderneming van klaagster een tussenrekening was geopend en dat daarop door de advocaat van de bank een groot aantal betalingen is gedaan. Op 15 december 2021 zijn in opdracht van verweerders gelden overgemaakt van die tussenrekening naar de derdengeldenrekening van de op 15 december 2021 nieuw opgerichte Stichting derdengelden van verweerders. Dit is het andere deel van de vastgoedfraudeconstructie, namelijk het restant van het geld op de tussenrekening Volksbank NV overboeken naar een nieuwe stichting derdengelden, zonder enige juridische grondslag. Klaagster heeft niets met deze advocaten van doen.

  2.4       Omdat verweerders (kantoorgenoten) zich hebben gepresenteerd als advocaat van (de) wederpartij(en) in het kader van de nepexecutieverkoop (….) heeft verweerster hen om R&V verzocht.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. Zij geven aan dat het verzoek van klaagster om rekening en verantwoording af te leggen was ingekleed met aannames, verwijten en suggestieve leugens.

3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 Om te kunnen beoordelen of verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, is het aan klaagster om aan geven waaruit dit gedrag dan bestaat. Voor zover klaagster stelt dat verweerders zich hebben schuldig gemaakt aan vastgoedfraude is de voorzitter van oordeel dat, ondanks het feit dat klaagster herhaalde malen is gevraagd om haar klacht nader te onderbouwen, geen enkel bewijsmiddel daarvoor heeft  overgelegd. Zij wijst slechts op een telefonische mededeling van een medewerkster van de bank en heeft het over een nepvonnis en een nepexecutieveiling. In het licht van de ernst van de gestelde beschuldiging is een dergelijke onderbouwing volstrekt onvoldoende om aan te nemen dat verweerders zich aan het gestelde hebben schuldig gemaakt. (En dan zou ik het volgende in deze alinea weglaten. tot hier dan) en dan nieuwe alinea.

4.2 Klaagster stelt in privé rechthebbende te zijn van de op de derdengeldenrekening van de Stichting derdengelden van verweerders gestorte gelden en heeft in dat kader aan verweerders verzocht rekening en verantwoording af te leggen van het beheer van zijn derdengeldenrekening. Feitelijk is juist dat verweerders geen gevolg hebben gegeven aan dit verzoek

4.3 De voorzitter begrijpt uit de overgelegde stukken dat verweerders optreden voor (de) wederpartij(en) van (de handelsonderneming) van klaagster. Een advocaat is niet gehouden om aan de wederpartij van zijn cliënt rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van zijn derdengeldenrekening. Verweerders stellen daarom terecht dat zij in hun hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klaagster niet gehouden waren om aan klaagster verantwoording af te leggen over het beheer van hun derdengeldenrekening. Een advocaat is niet gehouden om altijd op correspondentie van de wederpartij van zijn cliënt te reageren. Hij kan goede redenen hebben om dit niet te doen. Verweerders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, gelet op de wijze en de toonzetting waarop klaagster hen bejegende, goede gronden hadden om niet te reageren op de e-mails van klaagster. De stelling dat klaagster in privé rechthebbende is van op de derdengeldenrekening van verweerders gestorte gelden is door klaagster onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd, noch heeft zij daarvan bewijs overgelegd.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, over verweerders daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

in beide klachtzaken de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, over verweerders kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2022.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 9 augustus 2022