Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-07-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:103
Zaaknummer
21-856/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet ongegrond, omdat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 25 juli 2022
in de zaak 21-856/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 december 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 juni 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-059 (1453103) van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 21 december 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 21 december 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 18 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 mei 2022 . Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift en van de nagekomen stukken, bestaande uit een e-mailbericht met bijlagen van klager van 4 april 2022, een e-mailbericht met bijlage van verweerder van 28 april 2022 en een e-mailbericht met bijlage van klager van 3 mei 2022 .
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden – per klachtonderdeel – zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 a) niet voor ogen houden dat een regeling in der minne de voorkeur verdient boven een proces
Klager wijst erop dat verweerder niet alleen in zijn zaak niet in gesprek wil gaan, maar nooit in gesprek wil gaan. Volgens klager kan dit bevestigd worden door diverse getuigen.
2.3 b) niet doelmatig handelen
Klager stelt dat verweerder blijft procederen zonder redelijk doel.
2.4 c) zich onnodig grievend uitlaten en d) feiten stellen waarvan hij de onwaarheid kende of kon kennen
Klager wijst erop dat de grievende en onware uitlatingen van verweerder extra kwalijk zijn, omdat het een familiezaak betreft waarbij ook minderjarige kinderen betrokken zijn. Verweerder zou volgens klager beter moeten verifiëren of hetgeen zijn cliënte zegt juist is.
2.5 e) de rechtbank verzoeken geen rekening te houden met de verhinderdata van de advocaat van klager
Klager stelt dat een advocaat ook in een spoedzaak rekening dient te houden met de verhinderdagen van de wederpartij.
2.6 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. Wel heeft klager in zijn e-mailbericht van 4 april 2022 de volgende nieuwe feiten toegevoegd.
In een e-mailbericht van 30 maart 2022 schrijft klager aan zijn ex-partner (die wordt bijgestaan door verweerder) onder meer het volgende:
“(…) Je wordt geacht morgen (tussen 06.30 en 16.00) contact op te nemen met M.van de Politie Goirle – Tilburg (…) Ze zal dan bij jou thuiskomen om met T. en D. te praten over het vuurwerk. (…)”
Vervolgens ontving klager op 31 maart 2022 een e-mailbericht van verweerder dat bestemd was voor zijn cliënte met daarin een tekstvoorstel voor een reactie op het e-mailbericht van klager. Enkele minuten daarna ontving klager bericht waaruit blijkt dat verweerder het eerdergenoemde bericht wilde intrekken. Weer enkele minuten later ontving klager een e-mailbericht van zijn ex-partner met dezelfde inhoud als het tekstvoorstel dat verweerder had gedaan. In dit bericht staat onder meer het volgende:
“M., met deze actie heb je echt het dieptepunt bereikt. De jongens hebben ook al bij de rechter aangegeven zich niet veilig bij jou te voelen. Wat denk je wat het met ze doet dat je kennelijk ook de politie op hen afstuurt? (…) Hoe durf je mij na al die jaren en na alles wat is gebeurd nog steeds te commanderen! Als de politie met mij wil spreken dan kan ik gebeld worden. (…)”
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter en naar de onder 2.6 van deze beslissing weergegeven aanvulling daarop.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden – die grotendeels een herhaling zijn van de eerder geformuleerde klachten – in het licht van het zojuist genoemde toetsingskader niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De in 2.6 deels geciteerde e-mailwisseling van eind maart 2022 maakt een en ander niet anders. Het is een advocaat immers toegestaan om zijn cliënt te adviseren hoe te reageren op een bericht van een wederpartij en een advocaat mag deze reactie ook voor zijn cliënt opstellen. Ook de inhoud van de reactie is niet klachtwaardig.
4.4 Klager heeft de raad nog verzocht om getuigen te horen. De raad zal dat verzoek afwijzen, omdat de raad niet verwacht dat een getuigenverhoor iets zal opleveren dat van invloed is op de beoordeling van deze zaak. Zo kan volgens klager door getuigen bevestigd worden dat verweerder (ook) in andere zaken niet in gesprek wil gaan. Echter, al zou dat door getuigen bevestigd worden, dan leidt dat nog niet tot een gegrond verzet in deze zaak. Immers, dat zou dan gaan over het handelen van verweerder in andere zaken en niet (direct) over het handelen van verweerder in de zaak met klager als wederpartij.
4.5 Gelet op al het voorgaande zal de raad het verzet ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, en mrs. A.A.M. Schutte en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. J. Elissen, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 juli 2022