Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-07-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:130
Zaaknummer
220113
Inhoudsindicatie
Artikel 13 beklag en misbruik van klachtrecht. Uit de stukken leidt het hof af dat klaagster voor dezelfde kwestie als in zaaknummer 210073 heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat. Het hof is van oordeel dat klaagster wederom niet heeft aangetoond dat sprake is van een procedure waarbij bijstand van een advocaat is voorgeschreven. Beklag ongegrond. Klaagster moet er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van enig (aanwijzings)verzoek door de deken in het arrondissement Limburg, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.
Uitspraak
van 18 juli 2022 in de zaak 220113
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster tegen: mr. J.A.W.M. Vogels Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 7 april 2022. Klaagster heeft een beklag d.d. 8 april 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 8 april 2022 per mail ontvangen door de griffie van het hof. Klaagster heeft haar beklagschrift aangevuld door middel van een tweede e-mail op diezelfde dag.
2.2 Verder bevat het dossier: - een e-mail van klaagster van 22 april 2022; - een e-mail van klaagster van 11 mei 2022; - het verweer van de deken van 19 mei 2022; - twee e-mails van klaagster van 15 juni 2022 met nagezonden stukken.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 28, 29 maart en 5 april 2022 heeft klaagster een verzoek ingediend bij de deken om een advocaat aan te wijzen voor het “stopzetten van een onterechte beslaglegging/executie".
3.2 In een beslissing van 7 april 2022 (die per e-mail aan klaagster is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken heeft hierbij verwezen naar zijn brief van 24 december 2020, waarin hij een eerder door klaagster ingediend verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen, en aangegeven dat in klaagsters huidige aanwijzingsverzoek geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn gebleken die tot een andere uitkomst leiden.
3.3 Ook op 18 februari 2021 heeft klaagster een beklag bij het hof ingediend tegen een afwijzende beslissing van de deken om haar geen advocaat aan te wijzen (zaaknummer 210073, ECLI:NL:TAHVD:2021:117). Het hof heeft klaagsters beklag op 16 juli 2021 ongegrond verklaard. In deze beslissing staat het volgende vermeld:
“(..) Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 4 mei 2020 heeft klaagster bij de deken om aanwijzing van een advocaat verzocht op grond van artikel 13 Advocatenwet. De deken heeft klaagster een aantal keren in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende stukken toe te sturen. Nadat klaagster hier niet aan had voldaan, heeft de deken bij e-mail van 8 juni 2020 het verzoek tot aanwijzing afgewezen.
3.2 Op 9 december 2020 heeft klaagster nogmaals bij de deken om aanwijzing van een advocaat verzocht op grond van artikel 13 Advocatenwet. Nadat de deken klaagster meermaals heeft verzocht om de benodigde stukken aan te leveren, heeft de deken bij brief van 24 december 2020 het verzoek van klaagster afgewezen. 3.3 In een e-mail van 8 februari 2021 heeft klaagster opnieuw een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet bij de deken ingediend. Zij heeft onder meer het volgende aan de deken geschreven:
“Daar de beslaglegging op mijn AOW tot op heden nog niet is stopgezet verzoek ik u bij deze dringend om een advocaat aan te wijzen.
Ondanks alle moeite om zelf een advocaat te vinden is me dit niet gelukt, het is toch duidelijk dat dit een ernstige zaak is voor het O.M.
De volgende advocaten heb ik recent benaderd: (…) Ik verzoek u nogmaals dringend om medewerking om die onterechte valse beschuldiging annex beslaglegging op te lossen.
Ik verwacht nog deze week een aanwijzing van een advocaat voor het stopzetten van de onterechte executie, het aansprakelijk stellen van buurvrouw [ …] en de gemeente Maasgouw. en tevens aangifte bij het O.M.”
3.4 De deken heeft hierop gereageerd bij brief van 17 februari 2021. De deken schrijft onder meer dat wat betreft de procedure voor het stopzetten van de onterechte executie hij verwijst naar zijn afwijzende beslissing van 24 december 2020. Wat betreft het aansprakelijk stellen van de buurvrouw en de gemeente schrijft de deken dat het enkel opgeven van namen van advocaten zonder enig bewijsstuk onvoldoende is. De deken noemt in de brief nogmaals de voorwaarden waaraan klaagster dient te voldoen om haar verzoek tot aanwijzing in behandeling te kunnen nemen. Bij e-mailberichten van 17 en 22 februari 2021 heeft klaagster hierop gereageerd. Ze schrijft hierin onder meer dat de deken alle gegevens al lange tijd in bezit heeft, dat de stukken die ze heeft opgestuurd worden genegeerd en de deken medeplichtig is aan strafbare feiten. Bij brief van 23 februari 2021 heeft de deken het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor het aansprakelijk stellen van de buurvrouw en de gemeente afgewezen.
4 BEOORDELING (..) 4.4 Uit de stukken leidt het hof het volgende af. De deken heeft klaagster in een aantal e-mailberichten, ook in eerdere aanwijzingsverzoeken van klaagster, duidelijk aangegeven aan welke voorwaarden een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet dient te voldoen en wat er in dat verband van haar wordt verlangd. Zo dient de rechtzoekende onder meer aannemelijk te maken dat het gaat om een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden en moet de rechtzoekende niet in staat zijn om zelf tijdig een advocaat bereid te vinden om hem of haar bij te staan. (..)
4.5 Het hof is van oordeel dat de deken zich voldoende heeft ingespannen om klaagster te informeren over wat van haar wordt verlangd om haar verzoek in behandeling te kunnen nemen en de deken heeft klaagster voldoende tijd gegeven om de gevraagde stukken aan te leveren. Klaagster heeft slechts een lijst met namen van advocaten verstrekt die zij zou hebben benaderd, zonder nadere bewijsstukken en toelichting. Ook heeft ze niet aangetoond dat er sprake is van een procedure waarbij bijstand van een advocaat is voorgeschreven. Klaagster stelt dat ze alle benodigde stukken bij het secretariaat van de deken heeft ingediend. Klaagster heeft haar stelling niet nader onderbouwd noch toegelicht welke stukken dat zouden zijn. De door klaagster verschafte informatie voldoet niet aan de vereisten voor een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet.
4.6 Het voorgaande brengt mee dat de deken gegronde redenen had om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Het beklag van klaagster zal het hof dan ook ongegrond verklaren. (..) ”.
4 BEOORDELING
Beklag
4.1 Klaagster heeft – samengevat – aangevoerd dat de weigering van de deken om haar geen advocaat toe te wijzen drastische gevolgen heeft voor haar zaak, omdat er onterecht beslag is gelegd op haar AOW. Zij moet nu ‘reeds 16 maanden rondkomen van € 1090= wat onmogelijk is in deze dure tijd met prijsstijgingen’ Ze heeft tientallen advocaten en het Juridisch Loket benaderd, maar geen van hen wil haar helpen. Klaagster stelt dat sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van (onder meer) [naam advocaat] en de deken en dat het Openbaar Ministerie moet worden ingeschakeld om onderzoek te doen.
Verweer deken
4.2 De deken heeft verweer gevoerd en daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. Hij heeft verwezen naar zijn eerdere brieven uit 2020 en 2021 en afwijzende beslissingen van 24 december 2020, 17 februari 2021 en 23 februari 2022. De deken heeft aangevoerd dat klaagster in al haar dossiers blijft verzoeken om aanwijzing van een advocaat, maar dat als de deken vervolgens om aanvullende informatie/stukken vraagt om haar verzoek(en) te kunnen beoordelen, zij die niet aanlevert. Het aanwijzingsverzoek is dan ook op gegronde redenen afgewezen. Klaagster heeft in haar beklagschrift ook niet onderbouwd waarom de beslissing van de deken om haar geen advocaat aan te wijzen onjuist zou zijn. Het beklag van klaagster moet ongegrond worden verklaard.
Toetsingskader
4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Beoordeling
4.4 Uit de stukken leidt het hof af dat klaagster voor dezelfde kwestie als in zaaknummer 210073 heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat. Het hof is van oordeel dat klaagster wederom niet heeft aangetoond dat sprake is van een procedure waarbij bijstand van een advocaat is voorgeschreven. Het voorgaande brengt mee dat de deken gegronde redenen had om het verzoek tot aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Het beklag zal het hof dan ook ongegrond verklaren.
4.5 Verder constateert het hof dat klaagster in de afgelopen jaren meerdere zaken heeft aangebracht over dezelfde dan wel aanverwante kwesties. In dit verband wijst het hof onder meer op de hiervoor vermelde beslissing met zaaknummer 210073 (ECLI:NL:TAHVD:2021:117) en twee aanwijzingsverzoeken die zijn afgewezen (zaaknummers 210075 en 200146). Nu klaagster blijft volharden in het indienen van (kansloze) beklagschriften over dezelfde kwestie, moet zij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van enig (aanwijzings)verzoek door de deken in het arrondissement Limburg, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 7 april 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mr. E.W. de Groot en mr. E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2022. griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 18 juli 2022.