Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:157

Zaaknummer

21-889/AL/NN/D

Inhoudsindicatie

Dit dekenbezwaar betreft de vraag of verweerder de artikelen 10a lid 1 c en d en 46 Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder door niet deskundig en integer de belangen van een cliënt te behartigen. Voorts is de vraag aan de orde of verweerder zich heeft gehouden aan de regels die gelden voor de beroepsuitoefening van advocaten in het algemeen. Verweerder erkent de bezwaren van de deken en wijt dit aan zijn ziekte. De raad heeft begrip voor de situatie maar acht het dekenbezwaar gegrond omdat verweerder naliet hulp in te schakelen toen hij heeft moeten kunnen vaststellen dat het niet meer goed ging met zijn praktijkuitoefening. Daarmee liep het belang van zijn cliënten groot gevaar. Ook het niet tijdig invullen van de CCV en het niet betalen van de hoofdelijke omslag is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het dekenbezwaar is gegrond. Verweerder krijgt een waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 9 mei 2022 in de zaak 21-889/AL/NN/D naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

klaagster, mr. E.A.C. van der Wiel in haar hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland oververweerder gemachtigde: mr. H.S.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Bij brief van 10 november 2021, met bijlagen 1 tot en met 4, door de raad op 10 november 2021 ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder. 1.2 Bij de aanvang behandeling van onderhavig dekenbezwaar op 4 februari 2022 heeft verweerder een tuchtrechter van de raad gewraakt. De behandeling van het dekenbezwaar is vervolgens geschorst. Bij beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline ’s Hertogenbosch van 4 maart 2022 is het wrakingverzoek niet-ontvankelijk verklaard (ECLI:NL:TADRSHE:2022:35). Daarna is opnieuw een zitting gepland om de behandeling van het dekenbezwaar te hervatten in de stand waarin het zich voor de wraking bevond. 1.3 Het dekenbezwaar is vervolgens behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2022 in aanwezigheid van de deken en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde dekendossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van het verweerschrift van verweerder van 3 november 2021.

2 FEITEN Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het dekendossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Op 4 december 2020 heeft de deken een klacht tegen verweerder ingediend met kenmerk 2020 KNN060/1144277. 2.2 Op 10 november 2021 heeft de deken bij de raad een klacht van mevrouw S. tegen verweerder ingediend met kenmerk 201 KNN008/1323445. 2.3 De financiële afwikkeling van een overgenomen toevoegingszaak werd pas na veel duwen en trekken tussen verweerder en zijn opvolgster in september 2021 geregeld. 2.4 In 2021 heeft verweerder de CCV ondanks diverse rapellen te laat ingediend. 2.5 Verweerder heeft ondanks vele rapellen de hoofdelijke omslag niet betaald.

3 DEKENBEZWAAR 3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet met name gelet op de kernwaarden deskundigheid en integriteit doordat:I. Er bij verweerder sprake is van een patroon van niet tijdig en/of fatsoenlijk communiceren.Toelichting: In 2021 heeft verweerder niet tijdig de CCV ingevuld, ondanks diverse rappels. Een verdeling van een overgenomen zaak werd pas na veel duwen en trekken en na tussenkomst van het ordebureau geregeld. Ondanks vele rappels is de hoofdelijke omslag tot op heden niet volledig betaald.II. Verweerder op bedenkelijke wijze verweer voerde in de zaak 2021 KNN008/1323445.Toelichting: Verweerder geeft aan de deken niet de gewenste openheid van zaken, maar probeert klaagster en de deken een verhaal op de mouw te spelden. Verweerder heeft aangegeven dat hij in de zomer van 2019 thuis heeft moeten werken vanwege Covid, maar die pandemie was in dat jaar nog niet aan de orde. Verder heeft verweerder zijn standpunt halverwege het onderzoek van de deken gewijzigd zonder toelichting of uitleg en dat nieuwe standpunt is niet consistent ten opzichte van het oude. Eerst was het standpunt van verweerder dat hij met bekwame spoed een procedure voor klaagster zou starten, vervolgens is in mei 2021 dat standpunt gewijzigd en zou het gaan om een onhaalbare zaak. Dit laatste zou de reden voor het verzuim zijn en verweerder gaf aan in stilte een andere oplossing voor haar te proberen te vinden.III. De professionaliteit van verweerder te denken geeft.Toelichting: Uit het verweer valt af te leiden dat verweerder bereid was een procedure te starten terwijl hij ook heeft aangegeven dat het een onhaalbare zaak was. Een procedure starten in een onhaalbare zaak is op zich al tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen het dekenbezwaar onder meer het volgende verweer gevoerd.Dekenbezwaar II. 4.2 Verweerder heeft in oktober 2019 toevoegingen voor mevrouw S. verkregen. Op 6 februari 2020 heeft verweerder vragen aan mevrouw S. gesteld. Daar heeft zij op 30 april 2020 op geantwoord. Zij wist zelf wel dat haar kwestie juridisch niet haalbaar was. Verweerder is er te lang vanuit gegaan dat er wel een oplossing zou komen. In maart 2021 heeft hij aangeboden een dagvaarding uit te brengen.Dekenbezwaar III. 4.3 Verweerder probeert nimmer de deken iets op de mouw te spelden. Hij probeert zo oprecht mogelijk te antwoorden op een verzoek van de deken. 4.4 Ter zitting heeft verweerder de verwijten erkend. Hij heeft uit de doeken gedaan dat hij ziek is en daarom inmiddels voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard. Zijn ziekte speelt al langer. Dit is een verklaring voor zijn wijze van functioneren.

5 BEOORDELING 5.1 Dit dekenbezwaar betreft de vraag of verweerder de artikelen 10a lid 1 c en d en 46 Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder door niet deskundig en integer de belangen van een cliënt te behartigen. Voorts is de vraag aan de orde of verweerder zich heeft gehouden aan de regels die gelden voor de beroepsuitoefening van advocaten in het algemeen. 5.2 De raad stelt voorop dat een advocaat zorg draagt voor een deskundige uitoefening van zijn beroep en dat hij beschikt over voldoende kennis en vaardigheden. Hij onthoudt zich voorts van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Hij houdt zich aan artikel 32 lid 2 Aw (hoofdelijke omslag) en artikel 4.4 lid 7 VODA (CCV).Dekenbezwaar I, II en III 5.3 De bezwaren van de deken lenen zich voor gezamenlijk behandeling. Ter zitting heeft verweerder aangegeven de door de deken gemaakte verwijten te erkennen. Hij heeft de raad geïnformeerd over de oorzaken daarvan die gelegen zijn in zijn ziekte. De raad begrijpt dat hij daardoor niet heeft kunnen functioneren zoals van hem verwacht mocht worden. Maar niettegenstaande de gezondheidsproblemen van verweerder is de raad van oordeel dat het bezwaar van de deken gegrond is. Van verweerder mocht worden verwacht dat hij, ondanks de beperkingen die zijn ziekte voor hem opwierpen, minimaal in staat moet zijn geweest hulp in te schakelen omdat hij heeft moeten kunnen vaststellen dat het niet meer goed ging met zijn praktijkuitoefening, waarmee het belang van de cliënten groot gevaar begon te lopen. De raad rekent verweerder zijn gebrek aan zorg voor de rechtszoekende, meer in het bijzonder de zorg voor zijn cliënte mevrouw S., ernstig aan. Ook de wijze waarop verweerder is omgegaan met zijn verplichtingen om te voldoen aan de algemene beroepsregels die gelden voor elke advocaat is niet in orde. De raad deelt de zorg van de deken over de wijze waarop verweerder eventueel zijn praktijk zal hervatten nadat hij hersteld verklaard zal worden.

6 MAATREGEL 6.1 De raad houdt bij het bepalen van de maatregel rekening met het feit dat verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Ook houdt zij enigermate rekening met de ziekte van verweerder en het feit dat hij daarover openheid van zaken heeft gegeven. De raad volstaat daarom met een waarschuwing.

7 KOSTENVEROORDELING 7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-889/AL/NN/D.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het dekenbezwaar gegrond; - legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. Y.M. Nijhuis, P. Rijnsburger, E.H. de Vries, N.A. Heidanus, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2022.

Griffier                                                               Voorzitter

Verzonden d.d. 9 mei 2022