Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-07-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:150

Zaaknummer

22-107/A/NH

Inhoudsindicatie

Gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten en onvoldoende distantie betracht ten opzichte van haar cliënte. Dat valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. Nu dit gezien moet worden tegen de achtergrond van een geschil tussen een werknemer en een werkgever waarbij de werkgever steken lijkt te hebben laten vallen en er voor verweerster dus alle reden was om het voor haar cliënte op te nemen, verweerster bovendien op de zitting van de raad haar excuses heeft aangeboden en heeft verklaard het in het vervolg anders te zullen doen, ziet de raad aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 juli 2022 in de zaak 22-107/A/NH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster gemachtigde: mr. Y. Abdi

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 1 september 2021 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 7 februari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ss/1515445 van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 27 juni 2022. Daarbij was namens klaagster mr. Abdi aanwezig. Ook verweerster was aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerster aan de raad van 10 maart 2022.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klaagster is een schoonmaakbedrijf. Zij heeft een arbeidsgeschil met de cliënte van verweerster. 2.3    Bij e-mail van 16 juli 2021 heeft verweerster de leidinggevende van de cliënte van verweerster onder meer het volgende geschreven: “Enige tijd geleden hebben wij elkaar gesproken en heb ik u aangegeven dat ik als gemachtigde van [verweersters cliënte] niet “gecharmeerd” ben over uw handelswijzen omtrent de ziekte van cliënte (…). Daar heb ik voldoende redenen voor. Ook onderstaande mail is een onacceptabele mail. Ik heb onderstaande mail vandaasg ontvangen en ben daar behoorlijk boos over. (…) In deze mail refereert u naar een gesprek met cliënte, waarin zij (in overeenstemming met het advies van de bedrijfsarts) zou hebben gezegd dat zij zou komen werken. Dit is een leugen. (…) Het is mij bekend dat dit soort constructies door werkgevers gekozen worden om een betermelding voor een makkelijk ontslag te simuleren en dat boekhouders dit actief adviseren, maar ik wijs u erop dat dit absoluut niet acceptabel is en ook u gehouden bent zich aan het rapport van de bedrijfsarts te houden. Zonder dat u een advies van de bedrijfsarts heeft, die aangeeft hoe er gereintegreerd wordt mag u mijn cliënte niet intimideren om te komen en al helemaal niet zoals gisteren door u gedaan. Hoe haalt u het in uw hoofd om haar woorden in de mond te leggen en namens haar een derde foutief in te lichten? Gelukkig heeft zij de mail tijdig gezien en op locatie gekomen, zodat u geen werkweigeringswaarschuwing heeft kunnen simuleren. Overigens is het ook onacceptabel hoe het nu is gegaan. Zij heeft de gedurende haar dienst blijkbaar gezeten, heeft uzelf het schoonmaakwerk gedaan en lijkt het nu alsof werknemer gewerkt heeft. Zonder een rapport van de bedrijfsarts zal cliente maanden a.s. niet kunnen verschijnen en bent u op voorhand in verzuim als u haar daarover een waarschuwing meent te kunnen versturen. Hoe het ook zei, ik zal [mevrouw R] voor nu niet informeren over deze leugenachtige verklaring, mits u mij met spoed een terugkoppeling doet dat u cliënte niet verder zult intimideren en het verslag van de bedrijfsarts doet toekomen.” 2.4    Bij e-mail van 19 juli 2021 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster onder meer geschreven: “Voordat ik van u een inhoudelijke reactie kan voorzien zal ik eerst het dossier bestuderen. Ik zal u in ieder geval binnen één, maximaal twee weken voorzien van een inhoudelijke reactie. Ik verzoek u in de tussentijd geen direct contact op te nemen met cliënte. Indien u wilt communiceren met cliënte kan dat via mij. Cliënte heeft mij aangegeven zeer aangedaan en zelfs geshockeerd te zijn van de wijze waarop zij door u is bejegend, zowel telefonisch als schriftelijk, en overweegt te dezer zake een klacht neer te leggen bij de deken van de Orde van Advocaten.” 2.5    Bij e-mail van 21 juli 2021 heeft verweerster de gemachtigde van klaagster onder meer geschreven: “U kunt van mij aannemen dat ik blij ben dat er nu iemand in beeld is gekomen die kennis heeft van het arbeidsrecht. Immers, uw cliënte houdt zich niet aan de regelgeving, probeert deze onrechtmatige handelingen goed te praten, dit telefonisch door mij te laten accepteren en dat als ik aangeef dat dat echt niet kan geeft zij expliciet aan dat zij een klein bedrijfje is, geen weet heeft van arbeidsrecht en de adviezen van haar boekhouder aan het volgen is (haar onrechtmatig gedrag haar dus niet verweten kan worden). Echter zo werkt het niet in de praktijk. Om niet te spreken van alle intimidatiehandelingen waarover ik met haar heb gesproken en aangegeven dat zij dat niet moet doen. (…) Kort na het positief gesprek met mij wordt cliënte geïntimideerd, wordt er mede namens cliënte (in strijd met het advies van de bedrijfsarts) en leugenachtig een mail gemaakt dat cliënte toegezegd heeft de volgende dag te komen om met handschoenen te werken en dit wordt naar een derde gecommuniceerd. Dit is onacceptabel. Dat ik dan ook de reden dat ik haar vorige week streng, maar duidelijk aangeef dat dit onacceptabel is. Vooral omdat het ook in strijd is met het advies van de bedrijfsarts.”

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich onnodig grievend over klaagster uit te laten. 

4    VERWEER  4.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING 5.1    De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 5.2    De klacht heeft betrekking op de inhoud en de toon van de e-mail van verweerster van 16 juli 2021. Op de zitting van de raad heeft verweerster toegelicht dat zij die e-mail niet zomaar heeft geschreven. Het geschil tussen klaagster en haar cliënte kent een lange voorgeschiedenis, waarbij klaagster steeds de grenzen van het arbeidsrecht heeft opgezocht en op sommige punten zelfs over is gegaan. Zo heeft klaagster bijvoorbeeld leugenachtig verklaard over een telefoongesprek dat met verweersters cliënte zou hebben plaatsgevonden en waarin volgens klaagster met verweersters cliënte zou zijn afgesproken dat zij de volgende dag zou komen werken. Dit telefoongesprek heeft helemaal niet plaatsgevonden. Aan de zijde van klaagster is dan ook geen sprake van goed werkgeverschap. Verweerster heeft klaagster niet gechanteerd of afgeperst. Zij heeft klaagster alleen gevraagd te stoppen met het intimideren van haar cliënte, aldus verweerster. 5.3    De raad overweegt als volgt. Het is de taak van verweerster om de belangen van haar cliënte zo goed mogelijk te behartigen. In dat kader stond het haar vrij om het standpunt van haar cliënte, inhoudende dat er geen telefoongesprek met klaagster heeft plaatsgevonden waarin is afgesproken dat zij de volgende dag zou komen werken, aan klaagster mee te delen. Met de wijze waarop verweerster dat heeft gedaan, heeft zij echter niet professioneel gehandeld. Door in haar e-mail het gedrag van klaagster als leugenachtig en intimiderend te kwalificeren, heeft verweerster zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten. Bovendien heeft verweerster in de e-mail onvoldoende distantie betracht ten opzichte van haar cliënte. Zij heeft het standpunt van haar cliënte tot het hare gemaakt en heeft haar eigen ergernis over de zaak duidelijk laten blijken, onder meer door te schrijven dat zij behoorlijk boos is. Verweerster heeft dit overigens ook gedaan op de zitting van de raad. De raad kan zich verder voorstellen dat klaagster zich onder druk gezet heeft gevoeld door de e-mail van verweerster. Het had op de weg van verweerster gelegen om het standpunt van haar cliënte in meer zakelijke bewoordingen naar voren te brengen en daarbij expliciet aan te geven dat het gaat om het standpunt van haar cliënte. Dat geldt temeer nu klaagster het standpunt van verweersters cliënte over het telefoongesprek betwist. Ook had verweerster haar eigen ergernis over de zaak achterwege moeten laten. Door op deze niet constructieve wijze te communiceren dient verweerster ook niet het belang van haar cliënte, integendeel. De klacht is dan ook gegrond.      6    MAATREGEL 6.1    Verweerster heeft zich in haar e-mail van 16 juli 2021 onnodig grievend over klaagster uitgelaten en in die e-mail (en overigens ook op de zitting van de raad) onvoldoende distantie betracht ten opzichte van haar cliënte. Dat valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. Nu de e-mail gezien moet worden tegen de achtergrond van een geschil tussen een werknemer en een werkgever waarbij de werkgever steken lijkt te hebben laten vallen en er voor verweerster dus alle reden was om het voor haar cliënte op te nemen, verweerster bovendien op de zitting van de raad haar excuses heeft aangeboden en heeft verklaard het in het vervolg anders te zullen doen, ziet de raad aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel. 

7    GRIFFIERECHT  7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd; -    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Bootsma en A.Ch.H. Franken, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 25 juli 2022