Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:150
Zaaknummer
22-302/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator over mededelingen aan journalisten. In het licht van het door verweerder gevoerde verweer heeft klager zijn klacht, dat verweerder klagers privacy heeft geschonden en aan onrechtmatige derdenverstrekking heeft gedaan, naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Klager heeft ook niet gesteld dat de door verweerder aan de journalisten gedane mededelingen feitelijke onjuistheden bevatten en van dergelijke feitelijke onjuistheden is de voorzitter ook niet gebleken. De voorzitter is kortom van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder zich in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van klager zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2022 in de zaak 22-302/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager gemachtigde: mr. H. tegenverweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 8 april 2022 met kenmerk K21/83, door de raad ontvangen op 8 april 2022, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan. 1.1. Klager is op 23 maart 2021 door de rechtbank Gelderland (persoonlijk) failliet verklaard. Verweerder is door de rechtbank benoemd als curator in het faillissement van klager. 1.2. Eveneens op 23 maart 2021 is de door klager geëxploiteerde supermarkt leeggehaald. Dagblad De S heeft besloten om over deze gebeurtenis te publiceren en heeft klager en verweerder in dat verband om een reactie gevraagd. Verweerder heeft de journalisten te woord gestaan, klager heeft dit geweigerd. 1.3. Op 25 maart 2021 is in dagblad De S een artikel verschenen, waarin de reactie van verweerder onder andere door middel van citaten is weergegeven, als volgt:
“Het faillissement was aangevraagd door leveranciers en pas na een lange zitting uitgesproken. “De eigenaar kreeg daarbij te horen dat hij de supermarkt open mocht houden totdat hij met de curator had gesproken”, zegt [verweerder]. Bij een faillissement mag niets zonder toestemming van de curator aan de boedel worden onttrokken. Een curator probeert nog zoveel mogelijk te beuren voor de spullen, zodat schuldeisers nog wat geld terug kunnen krijgen. Wat hier gebeurde is dan ook een criminele daad, waarvan [verweerder] aangifte heeft gedaan bij de politie. (…)” (onderstreping griffier)
1.4. Op 26 maart 2021 is in dagblad De S een artikel verschenen, waarin de reactie van verweerder onder andere door middel van citaten is weergegeven, als volgt:
““De eigenaar verleent zijn medewerking aan het faillissement”, zegt [verweerder]. “Hij is er kapot van, maar hij zegt dat hij niet weet wie zijn winkel heeft leeggehaald.” (…) [Klager] zou in het gesprek met [verweerder] behoorlijk emotioneel geweest zijn. “Hij vertelde dat hij er heel veel last van heeft gehad de afgelopen dagen. Vlak na het uitspreken van zijn faillissement moest hij een dag en een nacht in de cel zitten. Daar zit hij behoorlijk mee”. (…)“
“Winkeleigenaar [klager] laat aan [de S] weten nog niet inhoudelijk te willen reageren op de ‘plunderingen’ in ‘zijn’[supermarkt]. Daarvoor is hij naar eigen zeggen nog ‘te ontdaan’. (…)” (onderstreping griffier)
1.5. Op 6 april 2021 is in dagblad De S een artikel verschenen, waarin de reactie van verweerder onder andere door middel van citaten is weergegeven, als volgt:
“Na zijn eerste zorgen over het veiligstellen van de spullen – de spectaculaire politieactie voorkwam dat de curator de volgende dag een lege winkel aantrof – heeft hij het faillissement nu ook inhoudelijk in onderzoek. Wat hij tot dusver aantreft, roept bijna net zoveel vragen op als de plundering op de dag van de uitspraak. Reden om onderzoek in te stellen naar fraude, zegt [verweerder], die van de roofactie al aangifte deed bij de politie. (…)”
1.6. Bij e-mail van 26 april 2021 heeft klagers gemachtigde onder andere het volgende aan verweerder medegedeeld:
“[Klager] heeft zich tot mij gewend in verband met uw medewerking aan drie recente publicaties omtrent het faillissement in [dagblad De S]. Daarbij valt op dat u meerdere keren bent aangehaald c.q. geciteerd. Ook op een wijze die ik van een curator niet verwacht. Graag verneem ik of de bedoelde publicaties waar het betreft uw mededelingen aan de journalist, al dan niet juist zijn weergegeven.(…)”
1.7. Bij e-mail van 12 mei 2021 heeft verweerders gemachtigde onder andere het volgende aan klagers gemachtigde medegedeeld:
“Over de publicaties over het faillissement verwijs ik u graag door naar de journalisten, die de publicaties hebben verzorgd. (…) Voor zover het mijn eigen mededelingen betreft, staan deze feitelijk correct in de publicaties verwoord. Het is mij niet duidelijk wat [klager] hierover aan mij wil vragen of zeggen. (…)”
1.8. Op 14 mei 2021 heeft klagers gemachtigde tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van curator onbetamelijk gehandeld door mededelingen over het faillissement van klager te doen aan journalisten en daarbij de privacy te schenden en aan onrechtmatige derdenverstrekking te doen.
3 VERWEER 3.1 Klager is er niet in geslaagd om concreet duidelijk te maken waarmee verweerder volgens klager te ver is gegaan in de artikelen of waardoor sprake zou zijn van onrechtmatige derdenverstrekking. Klager is er dan ook niet in geslaagd te motiveren op welke wijze het vertrouwen in de advocatuur is geschaad als gevolg van het handelen van verweerder in de hoedanigheid van curator. 3.2 De in de artikelen beschreven gebeurtenissen vonden in het openbaar plaats. De gebeurtenissen hadden een zodanige nieuwswaarde dat journalisten van dagblad De S contact hebben opgenomen met alle betrokkenen, waaronder politie, klager en verweerder. Het feit dat klager zelf geen commentaar wilde geven, maakt niet dat verweerder, door wel mee te werken aan het artikel, zich als curator schuldig heeft gemaakt aan een inbreuk op klagers privacy. Voor zover verweerder kan overzien, staat alles correct in de artikelen weergegeven. Van de opmerkelijke gang van zaken en de kennelijke nieuwswaarde daarvan kan klager verweerder geen verwijt maken. Verweerder heeft geantwoord op vragen van de journalisten, die ook door andere bronnen al volledig op de hoogte waren.
4 BEOORDELING 4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder in zijn hoedanigheid van curator. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van curator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Het criterium waaraan het handelen van een advocaat die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter een beperkter criterium dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig wordt getoetst. Getoetst wordt namelijk slechts of de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Voor het handelen van een advocaat als curator brengt deze maatstaf mee dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn. Dit komt onder meer omdat een curator bij de uitoefening van zijn taak uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen moet behartigen en dat hij bij het nemen van zijn beslissingen, die vaak geen uitstel kunnen lijden, ook rekening behoort te houden met belangen van maatschappelijke aard. Verder speelt een rol dat de curator zijn taak uitoefent onder toezicht van de rechter-commissaris en dat het in de eerste plaats aan de rechter-commissaris is om te beslissen of het handelen van de curator zich binnen de wettelijke kaders afspeelt. Tot slot speelt een rol dat het aan de civiele rechter is om te beslissen in civielrechtelijke geschillen waarin een curator in die hoedanigheid betrokken raakt. Voor de tuchtrechter is daarbij in beginsel geen rol weggelegd. Slechts wanneer een curator in een civielrechtelijk geschil een standpunt zou innemen dat in redelijkheid niet verdedigbaar is, zou sprake kunnen zijn van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen. 4.2 De voorzitter overweegt dat het feit dat de gepubliceerde artikelen klager onaangenaam hebben getroffen, niet automatisch betekent dat verweerder, door de journalisten te woord te staan, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Verweerder heeft een toelichting gegeven op de wijze waarop hij zijn medewerking aan de publicaties heeft verleend en heeft verklaard dat de in de artikelen opgenomen weergave van verweerders mededelingen correct is terwijl zijn mededelingen ook in overeenstemming waren met de waarheid. In het licht van het door verweerder gevoerde verweer en afgezet tegen het hierboven geschetste toetsingskader heeft klager zijn klacht, dat verweerder klagers privacy heeft geschonden en aan onrechtmatige derdenverstrekking heeft gedaan, naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Klager heeft ook niet gesteld dat de door verweerder aan de journalisten gedane mededelingen feitelijke onjuistheden bevatten en van dergelijke feitelijke onjuistheden is de voorzitter ook niet gebleken. De voorzitter is kortom van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder zich in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van klager zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. 4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 27 juni 2022