Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:165

Zaaknummer

22-308/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder is vanaf het begin in het contact met klager duidelijk geweest dat hij klager geen second opinion c.q. cassatieadvies zou geven en tevens dat hij klager niet als cliënt zou aannemen. Een advocaat, ook een cassatieadvocaat zoals verweerder, heeft de vrijheid om de eigen cliënten te kiezen. Omdat verweerder geen overeenkomst van opdracht met klager heeft gesloten en dus nimmer de advocaat van klager is geweest, kan van misbruik van zijn bevoegdheden als cassatieadvocaat jegens klager ook geen sprake zijn geweest. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2022 in de zaak 22-308/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 13 april 2022 met kenmerk K 21/169, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van 13 april 2022 van klager.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Per e-mail van 22 oktober 2021 heeft klager zich tot verweerder gewend onder ander met het volgende:

“[Klager] is met extreem hoge urgentie op zoek naar een Cassatie advocaat ten einde second opinion advies voor de Hoge Raad Der Nederlanden in te voegen.(…)”

Diezelfde dag heeft een telefoongesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. In dit telefoongesprek heeft verweerder aangegeven dat hij geen cassatieadvies aan klager zal uitbrengen. 1.2 Bij e-mail van 22 oktober 2021 wendt klager zich opnieuw tot verweerder:

“Indien u alleen kort het Arrest doorleest. Kunt u dan inschatting geven over haalbaarheid second opinion. Dan wordt via familie rekening second opinion advies overgemaakt.(…)”

1.3 Bij e-mail van 22 oktober 2021 aan klager reageert verweerder als volgt:

“Zoals wij vanochtend telefonisch bespraken, breng ik geen cassatieadvies aan u uit. Ik ga niet op basis van alleen uitspraak een inschatting geven ‘over haalbaarheid second opinion’.(…)”

1.4 Bij e-mails van 17 en 23 november 2021 aan verweerder schrijft klager hem weer aan en stuurt daarbij onder meer inhoudelijke stukken omtrent de zaak waartegen klager cassatie wil laten instellen. 1.5 Per telefoongesprek en bij e-mail van 26 november 2021 heeft verweerder nogmaals aan klager gemeld dat hij geen cassatieadvies aan klager zal uitbrengen. 1.6 Bij e-mails van 7 en 8 december 2021 aan verweerder heeft klager hem wederom inhoudelijke stukken gestuurd. 1.7 In reactie hierop heeft een medewerkster van het kantoor van verweerder op 9 december 2021 in een e-mail aan klager geschreven:

“Naar aanleiding van uw e-mailberichten van 7 en 8 december met bijlagen, heeft [verweerder] besloten om geen cassatieadvies uit te brengen. Hij neemt uw zaak dus niet in behandeling.”

Diezelfde dag heeft klager bij e-mail aan verweerder nogmaals inhoudelijke informatie gezonden. 1.8 In reactie hierop heeft een medewerkster van het kantoor van verweerder op 15 december 2021 in een e-mail aan klager geschreven:

“Namens [verweerder] hebben wij u reeds bericht dat hij aan u geen cassatieadvies zal uitbrengen. Hij ziet in u hierbij beantwoorde e-mail geen reden om op zijn besluit terug te komen.” 

1.9 Op 25 december 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) onrechtmatig te weigeren een second opinion te geven over een procedure waarin klager cassatie wilde instellen, terwijl klager tientallen procesdocumenten heeft toegestuurd die voldeden aan de wettelijke stelplicht; b) zijn positie als cassatieadvocaat te misbruiken door te weigeren om middels het digitale portaal van de Hoge Raad namens klager cassatie in te stellen.

3 VERWEER Verweerder heeft tegen de twee klachtonderdelen aangevoerd dat klager nooit zijn cliënt is geweest, doordat geen overeenkomst van opdracht tussen hen tot stand is gekomen en verwijst ter onderbouwing hiervan naar de daarover met klager gevoerde correspondentie.

4 BEOORDELING Ad klachtonderdelen a) en b) 4.1 Gelet op de samenhang tussen deze verwijten ziet de voorzitter aanleiding om deze gelijktijdig te beoordelen. 4.2 Uit de stukken is de voorzitter gebleken dat verweerder vanaf het begin in het contact met klager duidelijk is geweest dat hij klager geen second opinion c.q. cassatieadvies zou geven en tevens dat hij klager niet als cliënt zou aannemen. Dat klager dat wel wilde en ondanks de weigering van verweerder stukken aan hem bleef toesturen, maakt nog niet dat verweerder gehouden was om klager (alsnog) als cliënt aan te nemen. Een advocaat, ook een cassatieadvocaat zoals verweerder, heeft de vrijheid om de eigen cliënten te kiezen. 4.3 Omdat verweerder geen overeenkomst van opdracht met klager heeft gesloten en dus nimmer de advocaat van klager is geweest, kan van misbruik van zijn bevoegdheden als cassatieadvocaat jegens klager ook geen sprake zijn geweest. 4.4 Op grond hiervan is de voorzitter van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zodat de klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond worden verklaard. 

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2022.

Griffier                                                                 Voorzitter Verzonden d.d. 27 juni 2022