Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:151

Zaaknummer

21-303/AL/MN

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2022 in de zaak 21-303/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 juli 2021:

klager oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 20 februari 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 31 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1088747HH/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 26 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 19 augustus 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 mei 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Daarnaast heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van 22 april 2022 van verweerder.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: I. de voorzitter heeft miskend dat verweerder zijn declaratie niet heeft gespecificeerd en dat die declaratie te hoog was, terwijl verweerder over het volledige dossier beschikte; II. de voorzitter heeft miskend dat klager een interne klacht over verweerder bij zijn kantoor heeft ingediend en dat daarvoor ten onrechte € 600,- is gefactureerd; III. de voorzitter heeft miskend dat verweerder heeft beweerd dat het dossier nog bij de verzekering is, terwijl dat niet zo is; IV. de voorzitter heeft ten onrechte niet meegewogen dat verweerder klager vals heeft beschuldigd van zwartwerken en plegen van fraude; V. de voorzitter heeft ten onrechte niet meegewogen dat verweerder nog maar een week werkzaam was bij het kantoor en als enige niet bij de LSA branchevereniging was aangesloten, terwijl klager zich juist voor een second opinion tot dat kantoor heeft gewend vanwege hun expertise op letselschadegebied; 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, W.W. Korteweg, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2022.

Griffier                                      Voorzitter   Verzonden d.d. 27 juni 2022