Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-07-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:120

Zaaknummer

22-026/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond, omdat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 18 juli 2022

in de zaak 22-026/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 maart 2022 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 20 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 12 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-098 (1558209) van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 15 maart 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdeel 2 kennelijk niet-ontvankelijk. Deze beslissing is op 15 maart 2022 verzonden aan partijen.

1.4 Op 15 maart 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het (aanvullend) verzetschrift op 16 maart 2022 ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 30 mei 2022 . Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6 ​​​​​​De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het e-mailbericht van 15 maart 2022 met de verzetgronden en van het per e-mailbericht van 16 maart 2022 ingediende (aanvullend) verzetschrift.

 

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.1.1 De klacht is gestandaardiseerd afgedaan, hetgeen niet de bedoeling kan zijn.

2.1.2 Verweerder heeft zijn werk niet (goed) verricht, waardoor het vertrouwen in de advocatuur is beschadigd.  

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op, met dien verstande dat klager zijn klacht uitbreidt/toelicht met de opmerking dat verweerder in zijn algemeenheid nalatig is geweest om orde op zaken te stellen.

 

3 FEITEN EN KLACHT 

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4 BEOORDELING  

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Meer specifiek slaagt de eerste verzetgrond niet, omdat de voorzitter op een juiste wijze artikel 46j Advocatenwet heeft toegepast. De tweede verzetgrond slaagt evenmin, omdat dit (grotendeels) een herhaling is van het eerdere standpunt van klager, terwijl de voorzitter daarop al heeft beslist en er geen sprake van is dat in redelijkheid moet worden getwijfeld aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter. Daarbij overweegt de raad nog dat het een advocaat in beginsel vrijstaat om geen hoger beroep in te stellen. Aan het op verzoek van de client instellen van hoger beroep gaat immers een afweging met betrekking tot de haalbaarheid daarvan vooraf. Als de advocaat meent dat het hoger beroep onvoldoende kans van slagen heeft, of andere redenen aanwezig acht om niet tot het instellen van hoger beroep over te gaan is hij daarin vrij. Ook het al dan niet hebben van een rekening-courant-verhouding met een rechtbank valt onder de keuzevrijheid van een advocaat. Dat er in dit concrete geval aanleiding was om af te wijken van deze uitgangspunten en vrijheden heeft klager naar het oordeel van de raad onvoldoende onderbouwd. Kortom, de voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond (deels) en niet-ontvankelijk (deels) bevonden.

4.3 Aangezien (uit het voorgaande volgt dat) het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. Ook de hiervoor vermelde uitbreiding van/toelichting op de klacht maakt het voorgaande niet anders. Klager heeft deze klacht in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd. De raad zal het verzet dan ook ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en E. Rosier , leden, bijgestaan door mr. J. Elissen , als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2022.

 

 

Griffier                                                           Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Verzonden op: 18 juli 2022